Eind 19e en begin 20e eeuw leefden hele gezinnen in de achterbuurten onder onmenselijke
omstandigheden zonder sanitair in kleine klederwoningen, op zolders en
achterkamers. Geen wonder
dat sommige meisjes in de prostitutie gingen om een
iets beter
leven te kunnen krijgen. Zo werden de Burgwallen aan de Oude
Zijde en de omliggende
straatjes en
de bekendste hoerenbuurt van Amsterdam.
De bordeelhouders waren in de negentiende eeuw bijvoorbeeld in
Amsterdam voornamelijk mannen, maar leunden sterk op vrouwen.
Een berucht voorbeeld aan het eind van de 19e eeuw was Van Os. In zijn bordeel werden Franse meisjes onder misleiding
aan het werk gezet. Alida Turksma,
bijgenaamd de Turksche mama,
was op de wallen een bekende besteedster die meisjes opving
die in de stad aankwamen, grote schulden liet maken
bijvoorbeeld voor een mooie japon om zo "goed voor de dag te kunnen komen",
maar al snel door hun geld heen raakten en in de prostitutie verzeild
raakten.
Zag men destijds een meisje loopen:
Door hulp van Aal werd ze besteld,
Bij haar in huis kon men haar koopen,
Daarvoor kreeg ze procentengeld.
En Aal, ‘de Turksche mama’
Ondanks haar twee 'n zeventig jaren;
Ja, Aal ‘de Turksche mama’
Liep toch maar steeds de ‘maagjes’ na.
tekst Eduard Jacobs
In 1911 werd
het bordeelverbod afgekondigd;
de organisatie van de prostitutie werd verboden. De prostitutie ging
ondergronds, en pooiers gingen weer een grote rol spelen. Dit
ging
nogal eens gepaard met andere vormen van criminaliteit. De journalist
Van Dijkhuizen (1926) beschrijft bijvoorbeeld hoe in de jaren twintig
georganiseerde groepen pooiers prostituees dwongen hun klanten te
beroven. Ook Groothuyse (1993) schrijft dat sommige pooiers hun vrouwen
verboden vaste klanten te nemen omdat het hun belangrijkste taak was
hoerenlopers te bestelen.Kennelijk
kwam het rond 1880-1890 voor, dat
prostituees aan
of voor de deuren van bordelen, bierhuizen en dergelijke, klanten
lokten, zelfs
tot op de hoeken van de straat met woorden als “Dag schat, lekker aan
de
wandel?” of wat directer:“Zal ik je
even lekker verwennen”.
In 1889
voerde de gemeente een tippelverbod in.
Prostituees
mochten niet meer in de deuropening klanten lokken. Op de openbare weg
heen en
weer bewegende vrouwen werden geverbaliseerd.
Ookmannen
probeerden als vrouw gekleed mannen
aan de haak te slaan om te kunnen overleven. Daar hadden de agenten van
bureau
Warmoesstraat een hele dagtaak aan. In 1935 waren er 1176
processen-verbaal
wegens tippelen. Het gevolg was dat veel tippelaarsters uitweken naar
de nieuwe
wijk ‘de Pijp’ dat zich aan het eind van de 19e eeuw had ontwikkeld tot
een
uitgaansbuurt met cafés en danshuizen. De rosse buurt in die wijk
verdween echter langzaam maar zeker. In de jaren '20 en
'30 waren de
café-chantants en tingeltangels daar weer verdwenen. De cafés die bleven bestaan werden
gewone buurtcafés. Prostituées
mochten weliswaar nu niet meer
tippelen, maar wel achter het raam zitten met een rood licht met de
gordijnen op een
klein kiertje.