Het Parijse nachtleven

Na de Eerste Wereldoorlog werd Parijs een van de uitgaanscentra van Europa, met concentratiepunten in Montmartre, Pigalle en Montparnasse en talloze kortstondige bars voor homo's en lesbiennes, die overleefden tussen politie-invallen, ruïneuze schandalen en de onverzadigbare dorst van het publiek naar nieuwe sensaties.
Veel etablissementen stonden ook bekend om hun drugshandel.
Parijs was halverwege de vorige eeuw voor nog veel transgenders een toevluchtsoord. De Zweedse fotograaf Christer Strömholm woonde begin jaren zestig in Parijs en begon portretten van ze te maken (z. Les Amies De Place Blanche)




Aaïcha Bergamin vluchtte op haar 19e naar Parijs, naar het nachtleven van de travestieten en transseksuelen. Hier kon ze zichzelf worden.

'Ik ben naar Parijs gelift, waar ik verzeild raakte in het nachtleven. Ik was zangeres en gaf een imitatie van Marlene Dietrich. Was ik helemaal. Zong ik Ich bin von Kopf bis Fuß auf Liebe eingestellt. Ik zong Into each life some rain must fall van Nat King Cole, La vie en rose van Edith Piaf. Allemaal live, niks playback. 'Ik was zo groen als gras toen ik in Parijs aankwam. Tussen andere transseksuelen die als vrouw leefden, zag ik wie ik was. Ik heb me ook opgemaakt, heb mijn haar opgestoken en mijn wenkbrauwen geëpileerd. Mijn ziel kwam naar buiten, ik heb me nooit meer afgeschminkt."

 

Het bekendste variététheater in Parijs was de Moulin Rouge aan de Boulevard de Clichy in de rosse buurt van het quartier Pigalle.

Henri Toulouse Lautrec (1864 - 1901) schilderde het Franse nachtleven van binnenuit. Het was een ode aan de onderste laag van de samenleving, de laag waar hij zelf ook deel van uitmaakte. Hij legde de sfeer vast van het amusement in de cafés en danszalen, zoals Le Chat Noir en Le Moulin Rouge, en vereeuwigde illustere artiesten als Yvette Guilbert en Jane Avril in een krachtige karikaturale stijl.

Toulouse-Lautrec voelde zich thuis in Parijse variététheaters. Hij leerde daar het lelijke maar fascinerende ex-verkoopstertje Yvette Guilbert kennen, de vrouwelijke clown 'Cha-U-Kao', de Spaanse danseres 'La Macarona', de danseres 'Môme Fromage', het blonde meisje van plezier 'La Goulue' en de slangenmens 'Valentin le Désossé' die er de dansen leidde.

Lautrec ging volledig op in het wilde leven van Montmartre, met alle gevolgen van dien. Op 36-jarige leeftijd stierf hij aan de gevolgen van alcoholisme en syfilis.


Moorse dans Toulouse Lautrec


In de jaren 1920 waren er in de wijk Bastille verschillende bals, voornamelijk in de Rue de Lappe, waar arbeiders, dronken zeelieden en koloniale soldaten samenkwamen om te dansen. Het was geen strikt homoseksueel milieu, maar mannen konden er samen dansen en konden er een partner voor de nacht vinden.
Daniel Guérin beschreef een van de holen als een plek waar "[...] arbeiders, prostituees, vrouwen uit de society, hoeren en tantes dansten. In die ontspannen en natuurlijke tijd, voordat de politie Frankrijk overnam, kon een chevalier in het openbaar uitgaan met een partner van hetzelfde geslacht zonder voor gek te worden verklaard." "Wat je ziet zijn kleine delinquenten, niet al te zorgvuldig gewassen maar zwaar opgemaakt, met petten op hun hoofd en met felgekleurde foulards; dit zijn de jongens die, als ze hier geen geld verdienen, zeker te vinden zullen zijn als ze kolen of andere vracht vervoeren."
Het zogenaamde bal de folles en later bal de invertis, floreerde in Parijs na de Eerste Wereldoorlog, en zelfs in andere Franse steden zoals Toulon.

In de Bal Musette de la Montaigne de Sainte-Geneviève, in de Rue Montaigne de Sainte-Geneviève trokken de grote carnavalsbals een homopubliek aan, zoals het jaarlijkse bal in de Magic-City, in de Rue l'Université, ingehuldigd in 1920 en actief tot het verbod op 6 februari 1934. Na verloop van tijd werd het "Carnaval interlope" in Magic-City een groot evenement, bezocht door prominente vedettes uit de varietés, zoals Mistinguett of de Amerikaanse danseres
Josephine Baker (1906 - 1975) die vooral bekend werd door de Amerikaanse swingdans The Charleston