Lolhuizen en cruysbanen |
In Utrecht waren dat lolhuis ‘De levendige dood‘ ergens in de buurt van het huidige Centraal Station, lolhuis ‘Kasteel van Vredenburg‘ achter het huidige stadhuis en het lolhuis van Hendrick Coopman buiten de Tolsteegpoort. Bij Coopman ontmoeten mannen elkaar en werden ‘slappe dingen styf gemaakt’ op een ‘apart Camertie voor manvolck’.
Buiten de
lolhuizen troffen mannen elkaar op ‘cruysbanen‘ in
de openlucht, zoals in het Pandhof naast de Domkerk en op de vestingen
van de
stad. Sodomieten noemden elkaar soms ‘cosijn’, ‘neef’ of ‘nicht’. Het
bestaan
van een eigen taal, cultuur en netwerken beschouwen verschillende
onderzoekers
als de eerste sporen van zoiets als een moderne ‘homo-identiteit’.
Lolhuis Het
Serpent
Op de
Vismarkt vlakbij de Dam in Amsterdan stond tot 1730
het lolhuis Het Serpent ‘daart serpent uithangt’.
In datzelfde
jaar dat het
pand te koop stond waren de grootschalige Sodomietenvervolgingen
begonnen. De
Staten van Holland en West-Friesland zouden later dat jaar een plakkaat
uitvaardigen dat sodomie verbood en bestrafte met de dood.
De waard van
het Serpent, Juriaan Bakbandt uit Emden, had al
voor de verkoop van het Serpent de benen genomen, Bakbandt was toen een
jaar of
34. Zijn echtgenote Bartha Wagenaar werd in datzelfde jaar opgepakt en
verhoord. Zij vertelde dat zij en haar dochter in de gelagkamer de
gasten
bedienden, terwijl Juriaan homoseksuele mannen naar boven begeleidde.
Daar
waren twee kamers ingericht met ledikanten en een kast met
vrouwenmutsen en
schorten. Alleen Juriaan mocht voedsel en drank naar de bovenkamers
brengen.
Hij zou echter geen bemiddelende rol hebben gespeeld. Als straf voor
haar rol
in deze praktijk werd Bartha Wagenaar levenslang verbannen uit
Amsterdam.
Er waren
meer lolhuizen in de stad, zoals op de
Prinsenhofsteeg en (vermoedelijk) de Kortenhoef aan de Vijzelstraat. Er
bestonden in die periode netwerken van mannen die heimelijk relaties
onderhielden met elkaar. Er lijkt sprake te zijn geweest van bepaalde
codes
waarmee ze contact met elkaar legden. Zo zwaaide men met een zakdoek of
hield
de hand op de rug in de hoop dat een andere man deze hand zou
aantikken.
Bij
het stadhuis op de Dam zouden mannen aan ‘kruisen’ hebben gedaan. Ze
hielden
hierbij hun handen in hun zij, en raakten elkaar met de ellenbogen aan.
Dit
hadden ze waarschijnlijk afgekeken van de werkwijze van prostituees in
deze
periode.
Een deelnemer aan een gemaskerd bal (door Philip Dawe, 1773)
Molly houses In Londen
werden de lolhuizen “Molly-houses” genoemd waar
mannen seks konden hebben en zich als vrouwen konden verkleden. De
bezoekers
van de “Molly houses” werden “Mollies” genoemd. Ze gedroegen zich als
vrouw,
hadden een vrouwelijke naam en vrouwelijke manieren en stem.
Huwelijksceremonies tussen een “Mollie” en zijn mannelijke geliefde
werden
opgevoerd om hun partnerschap en verbintenis te symboliseren. Het beroemdste “Molly House” was “Mother Clap's” en was twee jaar lang geopend van 1724-1726 in de wijk Holborn in Londen. Op 9 mei 1726 werden drie mannen (Gabriel Lawrence, William Griffin en Thomas Wright) opgehangen op Tyburn voor sodomie na een inval in “Mother Clap's”. |
![]() |
Bronnen
Ook
het lolhuis hoort er al heel lang bij / Maarten Mol in:
Het Parool 6-9-2024