Lolhuizen en cruysbanen




Londen en Amsterdam stonden in de 18e eeuw bekend als de eerste steden met een gay subcultuur De eerste gaybars, in de achttiende eeuw waren herbergen ook wel  lolhuizen genoemd. Maar mannen die elkaar wilden ontmoeten kwamen ook bij elkaar thuis. Het woord lolhuys houdt waarschijnlijk verband met het woord” lollepot” dat weleens werd gebruikt voor 'vagina'.

In Utrecht waren dat lolhuis ‘De levendige dood‘ ergens in de buurt van het huidige Centraal Station, lolhuis ‘Kasteel van Vredenburg‘ achter het huidige stadhuis en het lolhuis van Hendrick Coopman buiten de Tolsteegpoort. Bij Coopman ontmoeten mannen elkaar en werden ‘slappe dingen styf gemaakt’ op een ‘apart Camertie voor manvolck’.

Buiten de lolhuizen troffen mannen elkaar op ‘cruysbanen‘ in de openlucht, zoals in het Pandhof naast de Domkerk en op de vestingen van de stad. Sodomieten noemden elkaar soms ‘cosijn’, ‘neef’ of ‘nicht’. Het bestaan van een eigen taal, cultuur en netwerken beschouwen verschillende onderzoekers als de eerste sporen van zoiets als een moderne ‘homo-identiteit’.


Lolhuis Het Serpent

Op de Vismarkt vlakbij de Dam in Amsterdan stond tot 1730 het lolhuis Het Serpent ‘daart serpent uithangt’.
In datzelfde jaar dat het pand te koop stond waren de grootschalige Sodomietenvervolgingen begonnen. De Staten van Holland en West-Friesland zouden later dat jaar een plakkaat uitvaardigen dat sodomie verbood en bestrafte met de dood.

De waard van het Serpent, Juriaan Bakbandt uit Emden, had al voor de verkoop van het Serpent de benen genomen, Bakbandt was toen een jaar of 34. Zijn echtgenote Bartha Wagenaar werd in datzelfde jaar opgepakt en verhoord. Zij vertelde dat zij en haar dochter in de gelagkamer de gasten bedienden, terwijl Juriaan homoseksuele mannen naar boven begeleidde. Daar waren twee kamers ingericht met ledikanten en een kast met vrouwenmutsen en schorten. Alleen Juriaan mocht voedsel en drank naar de bovenkamers brengen. Hij zou echter geen bemiddelende rol hebben gespeeld. Als straf voor haar rol in deze praktijk werd Bartha Wagenaar levenslang verbannen uit Amsterdam.

Er waren meer lolhuizen in de stad, zoals op de Prinsenhofsteeg en (vermoedelijk) de Kortenhoef aan de Vijzelstraat. Er bestonden in die periode netwerken van mannen die heimelijk relaties onderhielden met elkaar. Er lijkt sprake te zijn geweest van bepaalde codes waarmee ze contact met elkaar legden. Zo zwaaide men met een zakdoek of hield de hand op de rug in de hoop dat een andere man deze hand zou aantikken.
Bij het stadhuis op de Dam zouden mannen aan ‘kruisen’ hebben gedaan. Ze hielden hierbij hun handen in hun zij, en raakten elkaar met de ellenbogen aan. Dit hadden ze waarschijnlijk afgekeken van de werkwijze van prostituees in deze periode.

Een deelnemer aan een gemaskerd bal (door Philip Dawe, 1773)

Molly houses

In Londen werden de lolhuizen “Molly-houses” genoemd waar mannen seks konden hebben en zich als vrouwen konden verkleden. De bezoekers van de “Molly houses” werden “Mollies” genoemd. Ze gedroegen zich als vrouw, hadden een vrouwelijke naam en vrouwelijke manieren en stem. Huwelijksceremonies tussen een “Mollie” en zijn mannelijke geliefde werden opgevoerd om hun partnerschap en verbintenis te symboliseren.

Het beroemdste “Molly House” was “Mother Clap's” en was twee jaar lang geopend van 1724-1726 in de wijk Holborn in Londen. Op 9 mei 1726 werden drie mannen (Gabriel Lawrence, William Griffin en Thomas Wright) opgehangen op Tyburn voor sodomie na een inval in “Mother Clap's”.


Bronnen

Ook het lolhuis hoort er al heel lang bij / Maarten Mol in: Het Parool 6-9-2024