De eeuw van fatsoen


In het Victoriaans tijdperk, het tijdperk van het bewind van koningin Victoria (1837 tot 1901) gaf de gegoede burger de toon aan. Vroomheid, deugdzaamheid en ingetogenheid waren de deugden die iedere vrouw moest beoefenen; “Jonge vrouwen hebben geen seksuele neigingen of amoureuze gedachten” volgens Dokter Henry N. Guernsey, 1905



In de klucht Charleys Aunt (Tante van Charley) van de Engelse schrijver Brandon Thomas (1848-1914) dat voor het eerst werd opgevoerd in 1892 en wegens het grote succes snel werd overgebracht naar theaters in velerlei landen waaronder ook Nederland, wordt de spot gedreven met de Victoriaanse moraal van de gegoede middenklasse

Uitingen van seksualiteit en erotiek waren in het openbare leven taboe. Vrouwen mochten er onder geen beding achter komen wat echtparen zoal uitspookten in bed.

Een van de eerste van dergelijke boeken zou uit 1894 dateren en heette Instruction and Advice for the Young Bride. De schrijfster was de weduwe van een methodistenpredikant, Ruth Smythers.
Ze waarschuwde vrouwen voor de vleselijke lusten van de man.
‘Geef weinig, zelden en ongaarne,’ was haar belangrijkste advies. ‘Anders zal wat een fatsoenlijk huwelijk had kunnen zijn, ontaarden in een orgie!’




Het huwelijk diende een hoger doel, zo benadrukte Smythers: ‘Hoewel de vleselijke omgang in het beste geval weerzinwekkend en in het ergste geval pijnlijk is, moet je het wel dragen, zoals vrouwen het al sinds mensenheugenis dragen. In ruil krijg je een monogaam huis en de kinderen die daaruit voortkomen’
Ruth Smythers raadde bruiden aan om meteen vanaf het begin grenzen aan te geven: ‘De meeste mannen zouden, als ze niet werden afgeremd, bijna elke dag gemeenschap willen. De slimme bruid staat het in de eerste weken van het huwelijk hooguit twee keer per week kort toe. Daarna moet ze proberen de frequentie terug te brengen. Daartoe kan ze misselijkheid, slaperigheid en hoofdpijn inzetten. Aan het eind van het eerste jaar dient het intieme contact te zijn gereduceerd tot een keer per week en na vijf jaar een keer per maand.’
Na tien jaar huwelijk was het de bedoeling dat het echtpaar genoeg kinderen had en kon het geslachtsverkeer helemaal stoppen. De traditie schreef wel voor dat ze in hetzelfde bed sliepen, maar Smythers had een goede tip om ongewenste intimiteit te voorkomen:
‘Het licht moet uit zijn in de slaapkamer en de ontklede vrouw moet de man stil op bed opwachten. Als hij binnenkomt, dient ze geen geluiden te maken die als aansporing opgevat kunnen worden.’


 

De huwelijksnacht was voor een vrouw dan ook een zware beproeving. Zij had alleen een vaag beeld van de intenties van haar man en wist nauwelijks welke delen van haar lichaam daarbij een rol speelden, want normaal gingen die schuil achter meerdere lagen stof. En hoe een man er van onderen uitzag, daarvan had ze geen idee.

Pas na de Tweede Wereldoorlog werd jonge bruiden duidelijk verteld wat hun te wachten stond door het groeiende aantal psychotherapeuten.

Dubbele moraal
Op seksueel gebied heerste de zogenaamde dubbele moraal:  Voor vrouwen was 'kuisheid' het belangrijkste ideaal. Voor mannen lag dat echter geheel anders. Voor een man was het getolereerd
om buiten het huwelijk ergens aan zijn gerief te komen, als hij dat maar niet al te publiekelijk verkondigt, 



De Victoriaanse normen zijn ook duidelijk zichtbaar in de kleding die door de rijke dames werd gedragen. Een diep decolleté, blote armen en schouders waren notdone. De mode schreef hoepelrokken voor vanaf het middel tot de vloer, het liefst van zware stoffen als velours, zijde of damast. Vanbinnen waren deze kledingstukken voorzien van een zogeheten crin van paardenhaar, waardoor de vorm in stand bleef. Om een contrast te vormen met de wijde rok moest de taille smal zijn, en daarom werd het bovenlichaam ingesnoerd met een korset. Buiten droegen de dames een luifelhoed op hun hoofd en was een parasol onmisbaar om de huid bleek te houden. In de jaren 1840 was die van gekleurde zijde of witte kant met een ivoren handvat.


 
Veel eerzame, christelijke Amsterdammers was de prostitutie een doorn in het oog. De leden van de Vereniging tot Bestrijding der Prostitutie die op 7 november 1887 in een zaaltje aan de Warmoesstraat waren gekomen wonden zich op over de prostitutie die in Amsterdam welig tierde. De protestants-christelijke jongemannen van de 'Nederlandsche Middernachtzending Vereeniging' posteerden zich 's nachts voor de bordelen en probeerden met Bijbelteksten en stichtelijke liederen de klanten op andere gedachten te brengen. De orthodox-protestantse prostitutiebestrijders die eisten dat de huizen van ontucht werden gesloten kregen hun zin:  In 1883 moesten de houders van bordelen en rendez-voushuis hun huizen van ontucht staken en In 1889 kwam er ook een tippelverbod.

Homoseksualiteit was sinds 1811 in Nederland niet meer strafbaar, maar in protestantse landen, met name Pruisen en Engeland, bleef de strafbaarheid bestaan. Zo werden vanaf 1805 in Engeland en Wales nog 55 mannen wegens sodomie opgehangen alvorens in 1835 de doodstraf door een gevangenisstraf vervangen werd. Door dit verschil ontstond in Noordwest-Europese landen ervoor gepleit om eveneens voor de afschaffing van strafbaarheid te strijden - het begin van de homo-emancipatie. De eerste niet-Europese landen die homoseksueel gedrag legaliseerden waren Brazilië in 1830 en het Ottomaanse rijk in 1858. In Thailand is homoseksualiteit nooit strafbaar geweest.


Niet alleen politie en justitie hielden zich in de negentiende eeuw bezig met mannen die het met mannen deden (om vrouwen maakten ze zich nauwelijks druk). Een hele stoet van binnen- en vooral buitenlandse ‘deskundigen’ zochten verklaringen voor afwijkende seksuele gedrag. Kenden we eerst alleen de sodomiet, in de loop van de eeuw deden onder anderen de pederast, de uranist, de urninde en de homoseksueel hun intrede.
In de 19e eeuw werd homoseksualiteit nog steeds als “tegennatuurlijk” gezien en werden homoseksuelen op meerdere manieren onderdrukt. Over water lopen, onbevlekte ontvangenis en na en een paar dagen weer opstaan uit de dood is trouwens ook niet natuurlijk.

Hoe dachten mannen die op mannen vielen in de 19e eeuw over zichzelf, in een tijd dat begrippen als homoseksualiteit of genderidentiteit nog niet bestonden? Zagen ze zichzelf als ziek of zondig? En beschouwden ze zichzelf meer als mannen die van andere mannen hielden, of eerder als vrouwen geboren in een mannelijk lichaam? Historica Jolanda van der Lee onderzocht die vragen in haar boek In Zijn ogen geen zondaar. Ze deed dat aan de hand van unieke documenten: 19e-eeuwse autobiografische teksten waarin mannen openhartig vertellen over hun gevoelens, die toen als ‘contrair seksueel’ te boek stonden.

Victoriaanse tijd (Wkipedia)

Alle vrouwen vreesden de huwelijksnacht IHistorianet)