Bar The Empire in de Nes |
Voor de Tweede Wereldoorlog zochten de meeste homoseksuele mannen hun seksleven vooral op straat, bij urinoirs en in parken. Het echte uitgaansleven was alleen weggelegd voor de rijkere nichten en potten. Bar The Empire in de Nes op nr. 17 werd vooral bezocht door de wat dandyachtige oudere chique nichten. Wellicht kwamen er ook hoerenjongens. De bar werd voor het eerst vermeld in 1911 toen hoofdinspecteur van politie Chr. Batelt de agenten-in-opleiding van bureau Warmoesstraat meedeelde dat "In die "mannensociëteit” ook minderjarigen schenen te komen en wilde wel eens weten hoe het er daar aan toe ging. Hoofdinspecteur Batelt spreekt agenten in opleiding toe: ‘Die mannen-sociëteit vooraan in de Nes daar schijnen ook minderjarige jongens te komen. Ga daar eens poolshoogte nemen’.
De in 1911
aangepaste zedenwetten verboden contact
tussen
meerderjarige en minderjarige homoseksuele personen. Waar de
leeftijdsgrens
voor meerderjarigheid bij hetero’s op 16 jaar was gesteld, werd hier
bij
homoseksuelen 21 jaar voor aangehouden. De komst van specifieke
homobars, de
zogenoemde (nichten)kitten bood uitkomst. Mannen konden daar, uit het
zicht van
het publiek, zichzelf zijn en contacten leggen. De jonge agent die naar
de bar
werd gestuurd, trof er echter niets vreemds aan. Geen minderjarigen,
maar
keurige, veelal oudere mannen die wat zaten te keuvelen, ’een sjieke
boel.
Alles eerste klas, de prijzen ook’.
Er waren in het pand ook aparte
kamertje en
vertrekken waar gekaart en geschaakt kon worden, In sommige donkere
hoekjes
gebeurde er echter meer.maar daar
durfde de agent niet te kijken.
Natuurlijk hield de politie de bar streng in de gaten. Er werd gelet op de aanwezigheid van ‘verwijfde mannen’ en met enige regelmaat werden bezoekers meegenomen voor verhoor. Er werd ruim 100 jaar geleden raar gekeken naar homoseksuelen, het was misschien wel besmettelijk. ‘Sodomieters in een koets’ en ‘2 manspersonen […], die elkaar bepoederen en elkander liefelijkheden betonen’ zorgden voor onrust, zo blijkt uit verschillende politieverslagen.Begin jaren dertig heette het café Maxim.
Wanneer
de naam
verandert in Maxim is niet bekend maar begin jaren dertig wordt het
café in
politierapporten als zodanig aangeduid. Klanten noemden het café echter
steevast naar de exploitant. Van 1928 tot 1932 was dat Hermina/Mimi/Mi
Lauffer,
die voorheen hoerenmadam was geweest (mogelijk familie van K.A. Laüffer
die
eerder een bar 'Grand Café Concert Maxim' op nummer 9 had). Zij
verkocht het
café aan de gebroeders Scheper. Bob Scheper, naar wie de zaak voortaan
Bob's-Bar
Bodega heette, werd echter door de politie in de gaten gehouden en
zodoende
fungeerde zijn broer Christaan Scheper als vergunninghouder.
Hier ontmoetten Johan Ellenberger en enkele vrienden elkaar. Zij brachten in 1932 hier de eerste editie van een nieuw Nederlands homotijdschrift uit onder de naam ‘Wij’. Daarnaast bereidden zij de oprichting van de ‘Nederlandsche Vereeniging voor Menschenrecht’ voor, welke op 23 september in Bob's-Bar Bodega zou moeten plaatsvinden. Een politie-inval op 15 september, waarbij een groot aantal rechercheurs en politieagenten de straat afzetten, de achteringang van de bar bewaakten en vervolgens alle 61 bezoekers met politiewagens naar het hoofdbureau van politie afvoerden, voorkwam deze plannen. Er konden geen zedendelicten geconstateerd worden, wel waren er drie minderjarigen: een jongen van 20 en twee meisjes van 17 en 20. Het politieoptreden vond tenslotte een overtreding van de drankwet, (er mocht namelijk alleen zwak-alcoholisch worden geschonken), zonder vergunning muziek maken en gelegenheid geven tot dansen.)
![]() |
Pas in 1939 kwam Ellenberger in contact met Nico Engelschman en zij bereidden samen met Han Diekmann de oprichting van een nieuw tijdschrift onder de naam Levensrecht voor. Dit zou in 1940 drie maanden verschijnen. Mogelijk als gevolg van deze politie-inval verkochten de eigenaars de bar in 1933 aan ene Piront, die de politie had beloofd om geen homoseksuelen in zijn zaak toe te laten. Bob Scheper ging verder met café Huize Volendam in de Watersteeg(een steeg tussen het Rokin en de Kalverstraat) 4-6, wat tot het begin van de Duitse bezetting een zaak voor beter gesitueerde homo's bleef. In de oorlog behield dit café waarschijnlijk in geheim zijn functie. In zijn autobiografie Mengele broek en pintje billen verhaalt Albert Mol dat mannen hier werden opgepakt door de politie en door de Kalverstraat onder gehoon van het publiek naar de Munttoren werden geparadeerd. Ook in 1941 is er een melding van dit café waar homoseksuelen kwamen. links:
Als de uil aanging betekende dat "oppassen, vreemd volk in de bar
aanwezig". |
Piront
verkocht het café al snel. Toby Rijntalder
en zijn
vrouw werden de nieuwe uitbaters, waarna het ook weer door homo's
bezocht werd.
Eind 1935 verkocht Rijntalder de zaak weer en begon een animeerbar aan
de
Amstel 124, waarover de politie rapporteerde: ‘Deze nieuw geopende zaak
van
Rijntalder, die tevoren in Nes 17 een ‘flikkerzaak’ had, maakt nu ook
weer dien
indruk’.
De
opvolgende eigenaren van de zaak aan de Nes 17
zijn niet
bekend, wel dat er nog dermate veel homo's bleven komen dat de
zedenpolitie op
16 januari 1937 opnieuw een inval deed. Zeven rechercheurs arresteerden
toen
zes bezoekers, waaronder een Duitser die het land werd uitgezet.
In januari 1937 deed de zedenpolitie er opnieuw een inval. Tegenwoordig is het pand van het vroegere café onderdeel van het naastgelegen Rho Hotel.
Na de oorlog
veranderde niet alleen het
uitgaansleven, ook de
homo's zelf waren veranderd. De chique nichten van weleer, precieuze en
verwijfde dandy's die zich opmaakten en geilden op gewone volksjongens,
vormden
een verdwijnende soort, net als de stevige potten die jenever zopen en
achter
de normale meisjes aanzitten.
Foto: Before
Stonewall, There Was Julius’, NYC’s
Oldest Gay
Bar