Revue in Nederland

Revue in Nederland
In Nederland was de eerste revue “Naar den Eiffeltoren” (1889) door August Reyding, die twaalf revues zou schrijven, met erg veel succes trouwens, want van bijvoorbeeld “Luilekkerland” (1897) werden niet minder dan 400 voorstellingen gegeven!
Het waren bescheiden opgezette voorstellingen voor een gezelschap van ongeveer vijf personen, begeleid door een pianist.


De Noord-Hollandse humorist en theaterproducent Henri ter Hall, bracht in de periode tussen 1898 en 1928 tientallen revues op de planken .
Het publiek wilde meer show. Daarom lag vanaf 1910 het accent bij de revue geheel op de schitterende, vaak exotische kostuums, spectaculaire decors met allerlei spectaculaire trucs en optredens van grote sterren als Louisette, Buziau en Louis Davids. Het satirische karakter van de revue verdween onder zijn invloed al snel naar de achtergrond.
Het succes van Ter Halls voorstellingen zorgde ervoor dat zijn gezelschap in 1907 was uitgegroeid tot 70 personen. Daarmee was de vorm van de revue zoals die tot na de Tweede Wereldoorlog populair zou blijven, een feit.
Johan Buziau (1877-1958)
, oorspronkelijk een variétéartiest, de grootste revue schrijver die Nederland gekend heeft, werd vanaf 1914 bekend. Tot 1928 zou hij in die leidende rol in talrijke revues met Henri ter Hall blijven samenwerken.
In de jaren twintig kreeg ter Hall concurrentie van de Bouwmeester Revue (opgericht in 1922) die legendarisch werden door de enorme investeringen in de aankleding (de decors en kostuums) en de vermaarde buitenlandse balletgroepen die geëngageerd werden.
Deze concurrentie leidde in 1927 tot een 'revueoorlog', waarin Henri ter Hall zich terugtrok. Buziau stapte in 1929 over naar het jonge gezelschap van Louis Bouwmeester jr.
Zijn bekendste collega uit die tijd was wellicht Lou Bandy, bij het publiek bekend als zanger van vrolijke teksten.
Buziau stond centraal in zeer groots opgezette en kostbaar aangeklede shows, waarin zijn clowneske sketches, dialogen en monologen werden afgewisseld met spectaculaire dansscènes en fraaie zangnummers. Zelf behield hij, in wat voor kostuum hij ook optrad - vaak ook in travestie -, hetzelfde witgeschminkte gezicht, met een soort onverstoorbare strakheid in de plooi gehouden, maar wel kon hij in dit kostuum alle clowneske trucs en mechaniekjes laten aanbrengen waarmee hij letterlijk bij zijn optreden kon spelen. De tragikomische clown Buziau was een onovertroffen meester in het uitbeelden van diverse mensentypes.
In 1930 begon zijn samenwerking bij de Nationale Revue met René Sleeswijk.Ook Lou Bandy maakte later de overstap naar de Nationale Revue.

Een geduchte revue-concurrent in diezelfde periode was een andere grote naam, Louis Davids, die, vaak samen met Fien de la Mar, onvergetelijke revueliedjes (o.a.”De kleine man”) schreef en zong.
René Sleeswijk, inmiddels ontslagen bij de Nationale Revue pikte in 1937 de draad weer op met de Sleeswijkrevues, die hij samen met Louis Davids produceerde.  Het plotse radiosucces van Willy Walden en Piet Muyselaar was niet minder dan een godsgeschenk voor Sleeswijk, want vanaf 1938 tot 1972 was het duo als “Snip en Snap” de absolute top in de Nederlandse revuewereld. Tijdens die 34 jaren haalden zij met hun revue gemiddeld 285 voorstellingen per jaar. Walden en Muyselaar speelden de dames ‘Snip en Snap’ die geen bijster intelligentie indruk maakten.




Dit succes werd geëvenaard door René van Vooren (zoon van) die vanaf 1968 enkele revues produceerde waarin hij met Piet Bambergen optrad als De Mounties. Toen het succes van Snip en Snap begon te tanen, pakte producer Joop van den Ende uit met André Van Duin. Na een klein rolletje in de Snip en Snap-revue, en een rol als… aangever (!) in een revue met Frans Van Dusschoten als komiek, werd hij de grote ster van twaalf revues. Na de Van Duin-revues is er de grote leegte en stilte, want in de professionele theaterwereld is zo’n productie veel te duur geworden. Het zijn alleen nog de enthousiaste amateurgezelschappen die het voor elkaar krijgen dergelijke producties te presenteren. Omdat voor hen niet het geld maar het applaus de belangrijkste beloning is voor de vele inspanningen die zijn verricht.


De Revue

Buziau, Johannes Franciscus (1877-1958)