Uitgaansleven in de Pijp





Eerste van der Helststraat rond 1900

Voor de 19e eeuw was de Pijp een dun bebouwde polder. In het gebied stonder herbergen, molens, polderhuisjes en wat buitenverblijven. Door de industriële revolutie groeide de Amsterdamse bevolking hard 
Toen in de laatste decennia van de 19de eeuw het Amsterdam economisch weer voor de wind ging en de havens, industrie en opkomende dienstverlening tienduizenden nieuwe bewoners aantrok, barstte de stad letterlijk uit haar voegen. Om al deze nieuwkomers te huisvesten werd een flinke stadsuitbreiding buiten de Singelgracht noodzakelijk. Zo ontstond er een nieuwe 19de eeuwse gordel rondom de oude stad.

De Pijp behoorde tot de eerste van deze stadsuitbreidingen.
Nadat Plan YY van Van Niftriks (1866) voor een complete uitbreidingsgordel in het poldergebied langs de rand van Amsterdam, was afgewezen werd in 1876 door Jan Kalff, de directeur van Publieke Werken een nieuw plan opgesteld. Hij schrapte de ruimere opzet van van Niftrik met veel groen, de bouw van het Zuidstation en zag af van een herverkaveling, zodat het stratenpatroon een kopie werd van het oude polderslotenpatroon. Het invullen van de bebouwing liet Kalff over aan de vrije markt, die vooral bestond uit kleine 'eigenbouwers' die met geleend geld werkten en die snel winst wilden maken. Ze bouwden de beschikbare ruimte zo snel mogelijk vol, met behulp van de goedkoopste bouwmaterialen (revolutiebouw).
Binnen 30 jaar - tussen 1876 en 1905 werd de mieuwe wijk uit de grond gestampt.

De officiële naam van de buurt was YY, omdat Amsterdam in de 19e eeuw was verdeeld in 50 buurten die met letters aangeduid werden (A-Z, gevolgd door AA-ZZ). De gewone naam was al spoedig de Pijp. Waar die naam vandaan kwam is niet helemaal zeker. De oudste verklaring komt uit de Amsterdamsche Courant (1892): "Waaraan de Pijp haar naam dankt, kan men eigenlijk het beste zien 's morgens tussen acht en negen uur. Wanneer men zich dan posteert bij de Hemony-, Van Wou-, Van der Helst- en Ferdinand Bolstraten, die de feitelijke trechters voor de Pijp zijn, dan ziet men welk een stroom van mensen zich door die straten naar de oude stad spoedt; dan zijn het feitelijk lange brede pijpen, levende 'wolken' uitblazende naar dat deel van de stad waar de kantoren zijn, de zaken worden afgedaan". Later zijn ook andere verklaringen geopperd, zoals dat de naam is afgeleid van het woord pijp in de betekenis van lange rechte poldersloot.



De Pijp ligt ten zuiden van het Centrum, tussen de Hobbemakade in het westen en de Amstel in het oosten, en tussen de Stadhouderskade in het noorden en de Ceintuurbaan.

In de Pijp kwamen goedkope woningen gebouwd door particuliere opdrachtgevers voor arbeidersgezinnen en kleine middenstanders. De huizen werden snel en met goedkope materialen gebouwd. Om lastige grondonteigeningen te voorkomen, volgden de straten de bestaande sloten en verkaveling van de weilanden. De lange rechte straten kregen zo de vorm van een pijp, waarschijnlijk heeft de wijk hier zijn naam aan te danken.

De Pijp werd een voorbeeld van 19e-eeuwse goedkope revolutiebouw: lange straten, woonblokken met meestal vier bouwlagen, elk pand bekroond door een witte daklijst met een kap en hijsbalk en elke woning drie vensters breed. Een wijk oorspronkelijk zonder pleinen of plantsoenen al werd er in een later stadium (1885) toch een park aangelegd, het Sarphatipark.
Aan dit park stonden luxere huizen, gebouwd rond 1890 die rijker waren gedecoreerd en bestemd waren voor de beter gesitueerden. Voor 1900 zat op nummer 1 het bordeel van de roemruchte Vlaamse Jet, gefrequenteerd door menige Tachtiger.

In de Saenredamstraat 13 huis betrok Adrianus Kakebeen (1851-1941) een jongensbordeel, nadat hij in 1900 tot een jaar gevangenisstraf was veroordeeld 
De morsige en onverbeterlijke Kakebeen heeft met tussenposen vele jaren in de gevangenis moeten doorbrengen. Soms vanwege diefstal, maar meestal omdat hij minderjarige jongens had aangezet tot ‘ontucht’ met mannen. De politie deed geregeld invallen in zijn ‘homobordelen’ en de Tweede Kamer nam in 1910 strengere zedenwetten aan mede op basis van het dossier van ‘de Kaak’.


Vanaf de beginjaren van de Pijp staat de buurt bekend om zijn levendige, ‘bohemien-achtige’ uitstraling. Vele kunstenaars en schrijvers, waaronder Piet Mondriaan, Carel Willink, Frederik van Eeden en Gerard Reve hebben er gewoond en gewerkt. Ook studenten vonden al gauw hun weg naar de vele kamers die bij hospita’s gehuurd werden. De mix van kunstenaars, studenten en arbeiders bracht vele cafés, danshuizen, variété theatertjes, maar ook prostitutie naar de wijk. De Ferdinant Bolstraat, de Quellijn- en Gerard Doustraat was de rosse buurt in die tijd.

Van 1895 tot 1903 trad Eduard Jacobs op in de schamele nachtgelegenheid "Het Wapen van Habsburg" in de Quellijnstraat nr. 64 te Amsterdam, als pianist/zanger van realistische liederen.

De bitterzoete roman Pijpelijntjes (1904) van Jacob Israël de Haan en Jeugd in De Pijp (1946) van Piet Bakker spelen zich af in De Pijp.

Als je een aanvulling of opmerking hebt over deze site dan kun je een mailtje sturen naar Transarchief