“Weet je wat mijn moeder gaat doen? Die laat zich ombouwen!” Psycholoog
Mark Hommes hoort het zijn toen 12-jarige zoon nog over
straat schallen. Even later was het hét gesprek op het schoolplein.
“Dat was niet helemaal hoe ik mijn coming out had voorgesteld. Maar ja.
Hij is er wel altijd open over geweest, heeft zich nooit geschaamd.”
Hommes besloot in 2009 een geslachtsveranderingtraject in te gaan. Een
beslissing die een half leven op zich liet wachten. “Als kind voelde ik
me een jongetje, maar ik was het niet. Vooral mijn puberteit was
lastig. Ik kreeg borsten, dat voelde niet zoals het hoorde te zijn. Het
maakte van mij een verlegen kind. Daar heb ik me aan ontworsteld. Het
was eind jaren zeventig, het nature-nurture debat woedde volop, het
idee dat opvoeding de bepalende factor is bij de vorming van een
individu kreeg de overhand. Ik dacht: ik moet gewoon de rolpatronen wat
meer loslaten. Bovendien, ik viel op mannen, ik wilde kinderen.”
Van transseksualiteit had hij wel gehoord. “Maar dat vond ik niks voor
mij. Ik had er een raar beeld bij, dat het freaks waren. Daar wilde ik
niet bijhoren.” Dus Mark bleef Marion. Ging psychologie studeren,
trouwde, kreeg een leuke baan en een kind. “Toch was er altijd iets wat
niet goed voelde. Ik kwam er nooit uit wie ik was, wat ik wilde. Als ik
alleen was, fantaseerde ik dat ik een jongen was. Maar ik deed er niets
mee. Ik was toch de moeder van mijn zoon.”
Het omslagpunt kwam toen zijn man ernstig ziek werd. “Je leven staat op
zijn kop. Het was zwaar, ik had moeite overeind te blijven. Ik besefte
dat ik moest uitzoeken wat het was in mij wat me zo uit balans bracht.”
Hij sprak erover met zijn echtgenoot. “Toen we verkering kregen hadden
we het erover gehad. Dat ik geen vrouwelijke vrouw was, dat ik me
eigenlijk meer man voelde. Dat vond hij leuk, hij was zelf een
vrouwelijke man. Nu ik er opnieuw over begon, zei hij: ga ervoor, het
leven is te kort, te kostbaar om het niet volop te leven.”
Toen Hommes durfde te denken: ik ben een man, vielen alle puzzelstukjes
op zijn plaats. “Voor het eerst had ik het gevoel dat ik mezelf mocht
zijn. Ze noemen het genderdysforie, dat je ongelukkig bent in je eigen
geslacht. Ik vond het gendereuforie, ik had mezelf gevonden.”
Als de geest uit de fles is, krijg je hem er niet meer in. Op zijn
vijftigste verjaardag nodigde hij al zijn vrienden en kennissen uit. Ze
namen allemaal een foto mee waar ze opstonden met Marion. Ze gingen
naar huis met een foto met Mark. De foto’s van Marion hangen nog steeds
in de woonkamer. Hommes wil zijn verleden niet verloochenen. “Ik heb
geen spijt. Als ik dit eerder had gedaan, had ik geen zoon gehad.”
Rond zijn twintigste is hij weleens bij de huisarts geweest. “Ik zat in
een fase dat ik dacht dat ik misschien lesbisch was. Ik heb wat
geëxperimenteerd met vrouwen. Die mannenrol beviel me wel, maar ik viel
niet op ze. Die dokter was er ernstig door in verlegenheid gebracht.
Hij raadde me aan er niet zoveel over na te denken.Op dat punt valt er
ook dertig jaar later nog een boel te verbeteren.”
Hommes: “Genderdiversiteit staat tegenwoordig meer in de
belangstelling. Je leest vaker interviews in kranten en bladen, ziet
het op de televisie, maar hulpverleners weten er lang niet altijd raad
mee. Soms word je niet serieus genomen. Soms wordt een genderprobleem
niet onderkend, maar gezien als een uiting van depressiviteit of een
persoonlijkheidsstoornis, terwijl opgroeien in het verkeerde geslacht
juist problemen als depressiviteit kan veroorzaken. Hulpverleners
lijken soms bang dat ze mensen te snel richting een
geslachtsverandering voeren. Maar juist door een genderprobleem serieus
te nemen, kunnen mensen zelf de afweging maken wat voor hen de juiste
keuze is.”
De zoon van Mark Hommes noemt hem nog altijd mama. Soms expres, omdat
hij het leuk vindt verwarring te stichten. “De laatste keer op vakantie
sprak hij me steeds luidkeels aan met Herr Mutti.”