Herculine Barbin werd in
1838 in Saint-Jean-d'Angély in de Franse provincie Charente geboren en bracht haar jeugd
hoofdzakelijk in meisjeskostscholen en -internaten door. Nadat ze haar
diploma als onderwijzeres had behaald, kreeg ze werk in een
meisjespensionaat, waar ze bevriend raakte met de dochter van de
directrice. Die vriendschap was binnen de kortste keren zeer
gepassioneerd: de meisjes sliepen met elkaar, overdag waren ze
onafscheidelijk. De directrice moedigde de vriendschap aan, maar
Herculine Barbin besefte dat ze anders was dan andere meisjes: ze werd
niet ongesteld, ze kreeg geen borsten, er groeide dons op haar kin, ’s
nachts had ze wellustige dromen en soms vond ze dan ’s ochtends
stijfselachtige vlekken op haar nachthemd. Nadat
de roddels in het dorp steeds luider rondsisten, ging Herculine Barbin
te biecht. De bisschop verwees haar door naar een arts die vaststelde
dat ze een man was. De
sekseverandering werd bij de burgerlijke stand bestendigd: op haar
22ste werd Herculine omgedoopt tot Abel. Van zij werd ze hij. Abel
vertrok naar Parijs waar hij als kantoorbediende bij de spoorwegen ging
werken. Uiteindelijk pleegde hij in 1869, eenzaam en door iedereen
veracht, zelfmoord. Bij zijn lijk lag een briefje waarin hij zijn daad
verklaarde en een dik schrift met herinneringen. 'Ik ben 25’, beginnen
die memoires, 'en hoewel ik nog jong ben nader ik ongetwijfeld het
noodlottig einde van mijn bestaan.’ Het
was de arts die bepaalde wat de 'ware’ sekse van Barbin was. In zijn
medische onderzoek - en later ook bij de autopsie die door een andere
arts werd verricht - zoomde hij steeds verder in, tot het
doorslaggevende criterium voor Barbins sekse werd bereikt: zijn of haar
voortplantingsorganen. Barbin had een vagina, schaamlippen, een
vrouwelijke urethra en een monstrueus grote clitoris. Maar Barbin had
nooit gemenstrueerd, had een volkomen mannelijk uiterlijk en miste een
baarmoeder. Er waren bovendien eivormige lichamen en zaadstrengen
voelbaar in een gespleten scrotum. Je
zou dus zeggen dat het onmogelijk was uit te maken of Barbin een hij of
een zij was, maar de heren medici hielden hardnekkig vast aan het idee
dat er een absoluut onderscheid tussen de seksen bestaat. 'Zo wordt’,
schrijft Mak, 'een dubbele en bizarre levensgeschiedenis meteen
weggestreept tegen een medisch vastgestelde “ware plaats in de
maatschappij”.’
Uit
de memoires van Barbin blijkt dat ze helemaal geen vaste plaats in de
maatschappij had. 'Ik heb veel geleden’, noteerde ze al op de eerste
bladzijden van haar schriftje, 'en ik leed alleen! Alleen! Door
iedereen verlaten! Mijn plaats was niet gemarkeerd in deze wereld die
me ontweek, die me had vervloekt.’ Ze
was dan misschien niet 'echt’ vrouw, maar ze voelde ook afstand tot
'het sterke geslacht’. Zo was Barbin er helemaal niet trots op dat ze
de dochter van de directrice had verleid, nee, ze vereenzelvigde zich
met de schaamte en schande van het meisje. Hij zou geen goede
echtgenoot kunnen zijn, wist Barbin, omdat hij de vrouwelijke natuur te
goed kende. Hij had ook niet de mogelijkheid om een verwarrende,
dubbelslachtige identiteit aan te nemen. Van lieverlee voelde hij zich
net als een engel boven elke sekse verheven: 'Ik zweef boven al jullie
mateloze ellende, ik neem deel aan de natuur der engelen; jullie hebben
het immers gezegd, ik hoor niet thuis in jullie benauwde sfeer. Aan
jullie de aarde; aan mij de hemel zonder grenzen.’
Herculine
Barbin Being the Recently Discovered Memoirs of a Nineteenth-Century
French Hermaphrodite/ Herculine Barbin; Richard McDougall
(translator), Michel Foucault (introduction) - Uitgever: Random
House Usa Inc, 1980