In
het voorjaar van 2013 werd een onderzoek afgerond naar het
tolerantieklimaat en de discriminatie-ervaringen op het voortgezet
onderwijs in Noord Holland Noord. In totaal werden 2127 leerlingen en
132 docenten geïnterviewd. Bij het onderzoek waren 8 scholen betrokken,
van praktijkschool tot VWO. 25% leerlingen gepest, buitengesloten of gediscrimineerd
Samenvatting Leerlingen
zijn gemiddeld redelijk positief over de sfeer op school (81%) en de
veiligheid (75%). Toch geeft ook 25% aan in de afgelopen 12 maanden wel
eens te zijn gepest, buitengesloten of gediscrimineerd. Bij meer dan de
helft van deze groep, gebeurde dat 1 keer per maand of vaker. Slachtoffers,
getuigen en daders noemen gedrag en uiterlijk als de voornaamste reden
tot pesten (respectievelijk 48% en 40%). Daarna volgen
herkomst/huidskleur (11%), handicap/chronische ziekte (9%), geloof (7%)
en seksuele gerichtheid (6%). Docenten beoordelen de sfeer en het
tolerantieklimaat positiever dan de leerlingen. Zij hebben dan ook veel
minder zicht op wat er speelt: Binnen de groep getuigen geeft 58% van
de leerlingen aan dat ze een keer per maand of vaker iets zien
gebeuren, terwijl dit bij de docenten slechts voor 37% geldt. Bij
lichamelijk geweld is dat respectievelijk 18% en 7%. Leerlingen van
havo/vwo zijn ook iets positiever over het klimaat op hun school.
Pesters zijn leeftijdgenoten De
pesters zijn vooral leeftijdsgenoten en bij de docenten zijn het
collega’s. Zij krijgen vooral te maken met vervelende opmerkingen en
buitensluiten. Soms is er ook sprake van bedreiging (15%) of
lichamelijk geweld (13%). Van
zowel de slachtoffers als de getuigen heeft minder dan 4% een ervaring
met seksueel geweld. Van alle respondenten was 70% de afgelopen 12
maanden wel eens getuige van pesten, buitensluiten of discriminatie.19%
geeft aan de afgelopen 12 maanden wel eens dader te zijn geweest. 25%
van de toeschouwers gaat meedoen en wordt dus dader, ook al zijn ze af
en toe zelf slachtoffer.
Gevolgen voor slachtoffers De
schade die slachtoffers ervaren is over het algemeen psychisch: pesten
schaadt het zelfvertrouwen en tast het vertrouwen in de medemens aan.
Ruim een derde van de slachtoffers geeft aan dat hun leven er zonder de
discriminatie, pesten of buitensluiten beter uit had gezien. De reactie
van slachtoffers op pestgedrag is vaak passief: ze lopen weg uit de
situatie, ze reageren er niet of niet meteen op en soms nooit. Andere
slachtoffers reageren wel: ruim een kwart geeft aan rustig iets terug
te zeggen, 22% scheldt terug en 15% slaat terug.
Niet meer dan 20% praat over problemen met school Het
onderzoek laat zien dat praten significant bijdraagt aan het verbeteren
van de situatie of de oplossing van het probleem. Toch zoekt maar 41%
van de slachtoffers hulp bij anderen. Deze ‘anderen’ zijn vooral
familie/verzorgers (65%) of leeftijdsgenoten (54%). 49% praat met
iemand van school. Van alle slachtoffers is dat niet meer dan 20%.
Reactie van de omstanders Veel
leerlingen voelen zich meestal niet de aangewezen persoon om in te
grijpen als zij getuige zijn van pesten, buitensluiten of
discrimineren. Wel geeft 22% aan de gepeste persoon te hebben gesteund
op een later moment. Ook geeft 25% aan mee te zijn gaan pesten. De
docenten die meededen geven aan juist vaak in te grijpen als zij iemand
gepest zien worden. Zij zorgen voor steun, roepen hulp in bij de mentor
en gaan in gesprek met de pesters, vaak samen met de gepeste. Uit het
onderzoek komt echter ook naar voren dat docenten lang niet altijd
alles zien wat er gebeurt, en dat het ook heel erg per docent verschilt
of er wordt ingegrepen en hoe succesvol dat is.
Aandachtspunten bij beleid Onderstaande
aandachtspunten komen naar voren uit zowel de onderzoeksanalyses, als
uit de antwoorden van de respondenten op de open vragen: wat vind
je goed en wat vind je minder goed aan het beleid op jouw school? Een
breed en consequent uitgedragen antipestbeleid lijkt een voorwaarde
voor een succesvolle aanpak van pestgedrag. Uit het onderzoek komen
echter obstakels naar voren, die de verwezenlijking van deze voorwaarde
in de weg staan: Door school gevoerde beleid is niet bij iedereen
bekend. Het onderzoek laat zien dat het bestaande antipestbeleid niet
bij iedereen bekend is, óók niet bij docenten. Hieraan gelieerd is de
bevinding dat slachtoffers aangeven niet altijd te weten waar ze op
school terecht kunnen met hun problemen. Het devies hier lijkt simpel:
school, communiceer je beleid. Laat aan alle leerlingen, medewerkers en
ouders weten hoe er op school met elkaar wordt omgegaan, wat je kunt
verwachten als je een probleem hebt, wat je kunt verwachten als je een
grens overschrijdt. En wat de respondenten hier nog meer over zeggen:
niet alleen in de brugklas, maar elk jaar minimaal één keer.
School heeft beperkt zicht op wat er speelt Leerlingen
waarderen het aanzienlijk hoog als school zichtbaar pestgedrag en
pesters aanpakt. Tegelijkertijd laat het onderzoek zien dat docenten en
schoolleiding veel minder pestgedrag waarnemen dan leerlingen. Dit
heeft tot gevolg dat zij lang niet altijd kunnen ingrijpen. Dit
beperkte zicht wordt in de enquête door zowel docenten als leerlingen
bevestigd en benoemd als een probleem. Dat slechts 20% van de
slachtoffers zijn probleem bespreekt met school, draagt bij aan dit
probleem. Hoe krijgt een school hier beter zicht op? (Mentor)lessen
over het onderwerp kunnen veel informatie geven. Wat missen de docenten
en hoe kan dat? En waarom meldt 80% van de slachtoffers hun probleem
niet op school, wat houdt ze tegen, welke drempels ervaren ze, en
kunnen die worden weggenomen?
Aandachtspunten bij het ingrijpen bij pestgedrag Veel
leerlingen vinden dat, als je met een probleem bij ze aanklopt,
docenten het te vaak ‘eerst nog even aan willen kijken’, dat ze te lang
wachten met ingrijpen. Ook vinden veel respondenten dat er vaak een
follow-up mist bij de aanpak: een keer corrigeren betekent niet dat het
nooit meer gebeurt. Een vaak gemaakte opmerking is de
competentieverschillen tussen docenten: Of een docent ingrijpt bij
pestgedrag, en hoe succesvol dat is, is sterk docentafhankelijk. Als
een actieve en competente docent
op dit gebied wegvalt, doet de totale school ineens veel minder aan
antipestbeleid. Het succesvol uitvoeren van antipestbeleid zou minder
afhankelijk moeten zijn van een handjevol docenten. Vragen voor school
hierbij kunnen zijn: wat verwacht ik in de basis van elke docenten?
Welke competenties zijn er in huis en hoe ondersteun ik docenten bij
hun persoonlijke aandachtspunten. Hierbij kan gedacht worden aan
coaching, intervisie en training.
School en docenten zijn niet altijd een rolmodel Docenten
geven in de enquête aan dat er onder docenten ook taboes en problemen
zijn. Ze vinden het moeilijk om van de leerlingen iets te vragen
(respectvolle omgang) als zij en hun collega’s niet het goede voorbeeld
kunnen geven.
Blinde vlek eigen gedrag slachtoffers Slachtoffers
lijken veel minder door te hebben dat hun gedrag aanleiding kan zijn
bij anderen voor pest gedrag. Een coach (bijvoorbeeld de mentor) zou
kunnen fungeren als spiegel, om het gedrag en de reacties daarop te
bespreken en te zoeken naar alternatieven.
Aandacht voor respect Respect
voor verschillen is een norm die je kunt stellen, maar het is geen
gegeven. Leerlingen moeten daarin oefenen en voorbeelden zien.
Voorlichting in de klas van mensen die wel eens te maken hebben met
pesten en discriminatie vanwege een handicap of ziekte, hun
homoseksualiteit of hun geloof geeft leerlingen (en docenten) inzicht
in eigen vooroordelen, in het soms ingrijpende effect van je gedrag op
iemand anders. Het kan voorkomen dat leerlingen ‘Anders zijn’ gebruiken
om pestgedrag te legitimeren.