Een kritische
beschouwing betreffende encocriene theorieën over homoseksualiteit en
genderdisforie
Een
kritische beschouwing betreffende endocriene theorieën over
homoseksualiteit en genderdisforie / L. Gooren
Tijdschrift voor seksuologie, 1989, jrg. 13, nr. 4, p. 255 - 265
Voorwoord Testiculaire hormonen
spelen een beslissende rol in het seksuele
dimorfisme van de geslachtsorganen. Bij lagere zoogdieren zijn er
overtuigende bewijzen dat dezelfde hormonen verantwoordelijk zijn voor
het seksuele dimorfisme van het brein. Deze bevindingen zijn, soms wat
onvoorzichtig, geëxtrapoleerd naar de mens om seksuele oriëntatie en
gender-identiteit biologisch te verklaren. Gezien het cognitieve
karakter van gender-identiteit en deels ook van de seksuele oriëntatie,
is het de vraag of dit met vrucht bij dieren onderzocht kan worden. Bij
de mens is er geen verschil tussen de bloedspiegels van
geslachtshormonen en het oestrogeen-feedback-effect van luteinizerend
hormoon tussen transseksuelen/homoseksuelen en controle-personen. De
enige betrouwbare bron van kennis over de mogelijke beïnvloeding van
seksuele oriëntatie/gender-identiteit zijn klinische syndromen waarbij
het hormonale milieu van de foetus afwijkend was. Sommige van deze
onderzoeken leveren aanwijzingen op voor mogelijke effecten op seksuele
oriëntatie en gender-rol-gedrag; een duidelijk effect op de
genderidentiteit is echter nooit gevonden. Bij dit soort onderzoeken
moet men niet tot de fout van reductionisme van de biologische faktoren
alleen vervallen.