Maria van Antwerpen (1719-1781)

Maria van Antwerpen, alias Machiel van Antwerpen, was een Nederlandse vrouw die een uitzonderlijk goed gedocumenteerd leven heeft geleid als transgender. Haar leven biedt inzicht in de levens van de vele vrouwen die in de 18e eeuw als man door het leven gingen.

Van haar versheen een gedeeltelijke biografie, één van de best gedocumenteerde verhalen over een transgender. 'De Bredasche Heldinne' (1751), processtukken (1769) en liederen. Er bestaan geen portretten van haar.
Maria van Antwerpen werd geboren in 1719 in de Brabantse stad Breda in een katholiek gezin, dat aanvankelijk bemiddeld was, maar na enkele jaren tot armoede verviel. Op jonge leeftijd wordt Maria uitbesteed bij een tante, waar ze 'geen hondeleven had, veel min een kinds leven'.
Na de dood van haar beide ouders in 1731-32 gaat ze werken als dienstmeid bij rijke burgers in Breda. Ze is dan 13 jaar oud. Omwille van haar 'dragonderagtige maniere' grapt één van haar werkgevers dat ze beter 'een Soldate kleed' zou kunnen dragen. Later zal Maria van 'syne raedgevinge... goed gebruyk' maken.
In 1743 treedt ze in het huwelijk met een zekere Ot Walsteijn. Vreemd genoeg liegt ze bij de burgerlijke stand van Beesd, de gemeente in Gelderland waar het huwelijk wordt voltrokken, over haar afkomst. Waarom? Leeft ze in onmin met haar Bredase familie of haar vroegere werkgevers en wil ze liever niet dat dezen iets te weten komen over haar huwelijk en haar nieuwe woonplaats?
Wat er ook van zij, in de winter van het jaar 1746 besluit ze voor het eerst zich als man te kleden. Ze is haar werk als dienstbode kwijt geraakt en haar huwelijk zal niet veel voorgesteld hebben, want ze trekt naar de garnizoensplaats Grave aan de Maas. Ze wordt kleermaker en biedt zich aan als soldaat onder de naam Johannes of Jan van Ant, geboren in Arnhem, leeftijd 16 jaar, hoewel Maria dan al 28 is. Zonder enig probleem wordt ze in dienst genomen en vanaf dan leeft ze als man.

Maria van Antwerpen vertelt in haar memoires dat ze fysiek 'buitengewoon kloek' was en dus makkelijk als man kon doorgaan: 'Ick bespeurde dat ik geen lelyke Jongen was'. Ze ziet haar 'wonderlyke en kloekmoedige metamorphoseering' als een 'hemelse voorziening'. Het soldatenleven bevalt haar wel, al heeft Jan wel eens problemen met 'syne sedigheid' in contrast met de andere soldaten die naar 'de Meysjens van vermaek' gaan.

Maria trad driemaal in dienst als soldaat, en was achtereenvolgens gelegerd in Grave, Breda, Zwolle en Amsterdam. Ook huwde ze tweemaal met een vrouw. Ze werd tweemaal ontmaskerd. Maria werd veroordeeld door een krijgsraad in Breda (1751) en door een rechtbank in Gouda (21 februari 1769). In Breda werd ze veroordeeld tot verbanning uit Brabant en Limburg en alle garnizoenssteden. In Gouda werd ze veroordeeld tot verbanning uit Holland en West-Friesland.

Maria’s besluit om als man te gaan leven sloot aan bij een traditie van vrouwelijke travestie die van de zestiende tot het begin van de negentiende eeuw in heel Europa bekend was. Zelf verklaarde ze geïnspireerd te zijn geweest door eerdere voorbeelden, en inderdaad hebben naar verluidt eind zeventiende, begin achttiende eeuw twee andere befaamde, als man levende vrouwen in Breda gewoond: Elisabeth Someruell (Lys Saint Mourel) en de Engelse ex-zeerover Mary Read. Zich als man verkleden was een goede manier om werk te vinden, want naar soldaten en matrozen was altijd vraag.

Uit Maria’s biografie blijkt dat haar travestie ten minste een economische aanleiding had. De motieven zullen complexer zijn geweest – zelf noemde zij nog vaderlandsliefde in oorlogstijd en hulp aan een vriendin in nood. De vraag blijft waarom ze tot tweemaal toe officieel een vrouw trouwde, de eerste keer zelfs met een vrouw die niet wist dat haar man een vrouw was. De rechters vroegen of ze een ‘tribade’ (lesbienne) was –daar stonden zeer zware straffen op–, maar Maria wist hen te overtuigen dat zij met haar echtgenotes slechts ‘als zusters’ geleefd had. Bovendien, zo hield Maria lang vol, was ze eigenlijk echt een man. Uit lichamelijk onderzoek bleek dat ze anatomisch een normale vrouw was, maar zelf verklaarde zij: ‘ik ben in de natuur een manspersoon, maar uiterlijk een vrouwspersoon’. Dit wijst op transseksualiteit, het gevoel geboren te zijn in het lichaam van de andere sekse. Met zo’n modern concept, dat bovendien volop in discussie staat, moeten we echter voorzichtig zijn.

In Gouda werd Maria van Antwerpen  veroordeeld vanwege travestie en omdat ze een onwettig huwelijk was aangegaan als Johannes van Antwerpen met ene Johanna Martina Cramers. Ook wendde zij — bij de doop — voor de vader te zijn van een dochter Johanna. Als Johannes of als Machiel had zij in 1746 dienst genomen voor zes jaar in de compagnie van kapitein Trip in het regiment van luitenant-generaal Veldman

Maria werd op 17 januari 1719 katholiek gedoopt te Breda als het zevende kind en de tweede dochter van Jan van Antwerpen en Johanna de Swart. Haar vader was brandewijnstoker en bezat enkele huizen en grond, maar door financiële tegenspoed eindigde hij zijn leven als havenarbeider.
Toen Maria acht jaar was, werd ze uitbesteed bij een tante. Vier jaar later stierven kort na elkaar haar vader en moeder.

Vanaf haar jongste jaren werkte Maria bij verschillende gezinnen als dienstmeid, mogelijk onderbroken door een kortstondig huwelijk, want in 1743 trouwde een Maria van Antwerpen te Beesd. Drie jaar later had ze in elk geval weer een betrekking als dienstmeid te Wageningen. Daar werd ze midden in de winter ontslagen. Omdat ze nergens ander werk vond, nam ze het radicale besluit zich te verkleden als man en dienst te nemen als soldaat. Dit was niet zo uitzonderlijk als het op het eerste gezicht lijkt. Er waren in de zeventiende en achttiende eeuw zoveel vrouwen die tot travestie besloten, dat er van een traditie gesproken kan worden. Alleen al in Nederland zijn er ruim 120 gedocumenteerde gevallen bekend. Maria verklaarde later ook door eerdere voorbeelden geïnspireerd te zijn geweest.

Nu zij als man door het leven ging, had Maria zich een nieuwe identiteit aangemeten: 'Jan van Ant', geboren te Arnhem, zestien jaar oud. 'Jan' nam zonder probleem dienst als soldaat. Op 21 augustus 1748 trouwde 'Jan' te Coevorden met Johanna Cramers, een sergeantsdochter, voor wie ze haar ware sekse verborgen wist te houden. Na enkele omzwervingen werd 'Jans' regiment in Breda gelegerd. Daar werd ze herkend door de dochter van een gezin waar ze ooit als dienstmeid had gewerkt. Ze werd gearresteerd en door de krijgsraad veroordeeld tot verbanning uit Brabant en Limburg en uit alle garnizoenssteden; haar huwelijk werd ongeldig verklaard.

Maria moet bij haar proces in 1751 nog hebben gehoopt op steun van de zijde van de stadhouder van Oranje, zoals Lies Weyerman was overkomen. Of tenminste op eeuwige roem, zoals bij amazonepirate Mary Read. Maar het feit dat ze in haar soldatentijd gehuwd was met een sergeantsdochter, werd haar zwaar aangerekend.

Na wat omzwervingen kwam ze in Gouda terecht waar ze aan de kost kwam als naaister. Ze ging samenwonen met een nichtje van haar hospita. In 1761 leerde ze de ongewenst zwangere prostituée Cornelia Swartsenberg kennen. Zij haalde haar over weer als man te gaan leven en met haar in het huwelijk te treden. Maria nam nogmaals een mannelijke identiteit aan, deze keer als 'Machiel van Handtwerpen'. Het huwelijk vond plaats op 9 augustus 1762 te Zwolle.  'Machiel' nam opnieuw dienst als soldaat, eerst in het Staatse leger, later in het garnizoen van Amsterdam.
Het kind van Cornelia werd dood geboren, maar er volgde een nieuwe zwangerschap; kennelijk bleef zij contact met mannen houden. Op 15 november 1764 werd in de rooms-katholieke kerk De Posthoorn te Amsterdam het kind van Cornelia en 'Machiel' gedoopt, dat echter maar zes weken oud zou worden.

Na een conflict nam 'Machiel' ontslag uit de dienst. Het echtpaar ging wonen in een steegje in de Jordaan, waar Maria aan de kost kwam met het genezen van 'kwaad zeer'. Daarmee werden huidziekten aangeduid, die naar het volksgeloof wilde door gelukbrengende 'zevende zonen' - en zo beschouwde Maria zich - genezen konden worden. Ook verkocht ze oranjelint, dat gebruikt werd bij feestelijkheden rond het Oranjehuis. Maria was Oranjegezind, wat misschien samenhangt met haar Bredase achtergrond: Breda was van oudsher een Oranjegezinde stad.

In 1769 overkwam haar hetzelfde als haar in Breda was overkomen; ze werd herkend en ontmaskerd als "travestiet". Door alle commotie en het langdurige proces raakte Maria verbitterd. “Het heeft my selver dikmaals verbolgen gemaakt, dat Mevrouw de Natuur soo onmededoogent, tegens myn neyging en gemoets driften, met my gehandelt heeft.”
In 1769 kwam ook aan deze tweede travestieperiode een eind. 'Machiel' werd tijdens een uitstapje in Gouda herkend door een kennis. Ze werd gearresteerd en de overheid liet haar medisch onderzoeken. De schepenbank van de stad veroordeelde haar tot verbanning.
Na haar verbanning uit Gouda werd niets meer van haar gehoord. Uiteindelijk keerde ze terug naar haar geboortestad Breda, waar ze in 1781 overleed en van de armen werd begraven. Ze was tweeënzestig jaar oud.

Het buitengewone leven van Maria is, zeker voor een vrouw uit het gewone volk, uitzonderlijk goed gedocumenteerd. Ten eerste laat haar leven zich traceren aan de hand van archiefmateriaal, zoals haar twee, of mogelijk drie, huwelijken, die in trouwboeken geregistreerd staan. In 1751 verscheen bovendien het boek 'De Bredasche heldinne', haar autobiografie tot aan haar eerste ontdekking, opgetekend door Franciscus Lievens Kersteman. Kersteman was een mislukte student, die dienst had genomen in het Staatse leger. Hij zat in hetzelfde regiment als Maria en bovendien was hij een tijdlang haar medegevangene, omdat hij was gearresteerd wegens oplichting. Later zou Kersteman zich ontwikkelen tot een schrijver van romans, biografieën en juridische handboeken. Verder zijn de zes uitvoerige verhoren bewaard die de Goudse schepenbank haar na haar tweede arrestatie afnam. Hierin vertelt ze weer veel over haar jeugd en eerste travestie-periode, en over haar leven tot 1769. Haar mededelingen tijdens het verhoor, die letterlijk werden genoteerd, bevestigen in grote lijnen wat we lezen in haar autobiografie. Tenslotte is er ook een nieuwslied over Maria geschreven: Een vermaekelyk liedeken van een manhaftig vrouwpersoon die de Staeten van Holland vijf jaer en zes maenden gediend heeft als grenadier binne Breda. Dit was in deze tijd een gebruikelijke wijze om nieuws te verspreiden.

Voor een vrouw –zij het geen gewone vrouw– uit het gewone volk van de achttiende eeuw is het leven van Maria van Antwerpen opmerkelijk goed gedocumenteerd. Haar biografie biedt niet alleen informatie over het leven van een vrouwelijke soldaat, maar ook over dat van een vrouw aan de onderkant van de samenleving, een leven dat ze met velen zal hebben gedeeld. Ze was vroeg wees en werkte al vanaf haar dertiende als dienstbode. Later leefde ze vooral van naaiwerk –ook als man verdiende ze bij als kleermaker– maar ook van ‘gescharrel’ als handel in tweedehands goederen en het verkopen van Oranjelint bij Oranjefeesten. Ze verhuisde vaak, trok van stad naar stad, woonde in kosthuizen of huurkamers, zoals in Amsterdam in de Jordaan. Als vrouw was zij alleenstaand, maar ze kende veel mensen en deelde haar onderdak vaak met een ‘kameraad’. Haar basisnetwerk bleef haar uitgebreide familie: meestal woonde ze bij een familielid in de buurt. Haar familie wist ook van haar travestie; bij de doop van haar ‘zoontje’ was een broer van haar doopgetuige. Uiteindelijk keerde zij ook weer terug naar haar geboortestad Breda. Daar werd zij in 1781 ‘van de armen’ begraven, op het achterste deel van het kerkhof van de Markendaalsekerk.

Maria van Antwerpens leven werpt licht op het verschijnsel van de vrouwelijke travestie in de tijd van de Republiek. Ze spreekt over haar motieven, met name de economische noodzaak om werk te zoeken, waarbij soldaat worden een laatste redmiddel was. Ze ontkent sexuele relaties met haar beide echtgenotes te hebben gehad, maar ze zegt ook dat ze ervan overtuigd was dat ze eigenlijk een man was. 'Ik ben in de natuur een manspersoon, maar uiterlijk een vrouwspersoon', zei ze tijdens haar verhoor. Dat wijst op wat tegenwoordig wordt aangeduid als transseksualiteit. Daarnaast geeft het leven van Maria van Antwerpen ons een bijzonder gedetailleerd beeld van het leven van een vrouw uit het gewone volk. We leren haar goed kennen, zowel haar opvliegend karakter, als haar gevoel voor humor. Door haar autobiografie te vergelijken met wat zij tijdens haar verhoren vertelde, kunnen we tenslotte meer te weten komen over de verhouding tussen literatuur en samenleving in de achttiende eeuw.

Bronnen

R.M. Dekker e.a. (red.), F. Kersteman, De Bredasche Heldinne, Hilversum 1988

Maria
van Antwerpen - Transgender uit de 18e eeuw

R. Dekker en L. van de Pol, Vrouwen in mannenkleren. De geschiedenis van een tegendraadse traditie. Europa 1500-1800, Amsterdam 1989

Rudolf Dekker en Lotte van de Pol, Daar was laatst een meisje loos. Nederlandse vrouwen als matrozen en soldaten. Een historisch onderzoek (Baarn 1981).


Rudolf Dekker en Lotte van de Pol, ‘Maria van Antwerpen, een transsexuele vrouw in de 18e eeuw?’, Documentatieblad Werkgroep Achttiende Eeuw 17 (1985) 101-115.


Maria van Antwerpen (Wikipedia)


Maria van Antwerpen – Digitaal vrouwenlexicon


F.L. Kersteman, De Bredasche heldinne. Rudolf Dekker, Gert Jan Johannes en Lotte van de Pol ed. (Hilversum 1988)  [hierin zijn ook opgenomen de verhoren en het vonnis van de Goudse rechtbank, en het nieuwslied].



Als je een aanvulling of opmerking hebt over deze site dan kun je een mailtje sturen naar Transarchief