Maria van Antwerpen
(1719-1781) |
Maria’s besluit om als man te gaan leven sloot aan
bij een
traditie van vrouwelijke travestie die van de zestiende tot het begin
van de
negentiende eeuw in heel Europa bekend was. Zelf verklaarde ze
geïnspireerd te
zijn geweest door eerdere voorbeelden, en inderdaad hebben naar
verluidt eind
zeventiende, begin achttiende eeuw twee andere befaamde, als man
levende
vrouwen in Breda gewoond: Elisabeth Someruell (Lys Saint Mourel) en de
Engelse
ex-zeerover Mary Read. Zich als man verkleden was een goede manier om
werk te
vinden, want naar soldaten en matrozen was altijd vraag.
Uit Maria’s
biografie
blijkt dat haar travestie ten minste een economische aanleiding had. De
motieven zullen complexer zijn geweest – zelf noemde zij nog
vaderlandsliefde
in oorlogstijd en hulp aan een vriendin in nood. De vraag blijft waarom
ze tot
tweemaal toe officieel een vrouw trouwde, de eerste keer zelfs met een
vrouw
die niet wist dat haar man een vrouw was. De rechters vroegen of ze een
‘tribade’ (lesbienne) was –daar stonden zeer zware straffen op–, maar
Maria
wist hen te overtuigen dat zij met haar echtgenotes slechts ‘als
zusters’
geleefd had. Bovendien, zo hield Maria lang vol, was ze eigenlijk echt
een man.
Uit lichamelijk onderzoek bleek dat ze anatomisch een normale vrouw
was, maar
zelf verklaarde zij: ‘ik ben in de natuur een manspersoon, maar
uiterlijk een
vrouwspersoon’. Dit wijst op transseksualiteit, het gevoel geboren te
zijn in
het lichaam van de andere sekse. Met zo’n modern concept, dat bovendien
volop
in discussie staat, moeten we echter voorzichtig zijn.
In Gouda werd Maria van Antwerpen veroordeeld vanwege travestie en omdat ze een onwettig
huwelijk was
aangegaan als Johannes van Antwerpen met ene Johanna Martina Cramers.
Ook
wendde zij — bij de doop — voor de vader te zijn van een dochter
Johanna. Als
Johannes of als Machiel had zij in 1746 dienst genomen
voor zes
jaar in de compagnie van kapitein Trip in het regiment van
luitenant-generaal
Veldman
Maria werd op 17 januari 1719
katholiek
gedoopt te Breda als het zevende kind en de tweede dochter van Jan van
Antwerpen en Johanna de Swart. Haar vader was brandewijnstoker en bezat
enkele
huizen en grond, maar door financiële tegenspoed eindigde hij zijn
leven als
havenarbeider.
Toen Maria acht jaar was, werd ze uitbesteed bij
een tante.
Vier jaar later stierven kort na elkaar haar vader en moeder.
Vanaf
haar
jongste jaren werkte Maria bij verschillende gezinnen als dienstmeid,
mogelijk
onderbroken door een kortstondig huwelijk, want in 1743 trouwde een
Maria van
Antwerpen te Beesd. Drie jaar later had ze in elk geval weer een
betrekking als
dienstmeid te Wageningen. Daar werd ze midden in de winter ontslagen.
Omdat ze
nergens ander werk vond, nam ze het radicale besluit zich te verkleden
als man
en dienst te nemen als soldaat. Dit was niet zo uitzonderlijk als het
op het
eerste gezicht lijkt. Er waren in de zeventiende en achttiende eeuw
zoveel
vrouwen die tot travestie besloten, dat er van een traditie gesproken
kan
worden. Alleen al in Nederland zijn er ruim 120 gedocumenteerde
gevallen
bekend. Maria verklaarde later ook door eerdere voorbeelden
geïnspireerd te
zijn geweest.
Nu zij als man door het leven ging, had Maria zich
een
nieuwe identiteit aangemeten: 'Jan van Ant', geboren te Arnhem, zestien
jaar
oud. 'Jan' nam zonder probleem dienst als soldaat. Op 21 augustus 1748
trouwde
'Jan' te Coevorden met Johanna Cramers, een sergeantsdochter, voor wie
ze haar
ware sekse verborgen wist te houden. Na enkele omzwervingen werd 'Jans'
regiment in Breda gelegerd. Daar werd ze herkend door de dochter van
een gezin
waar ze ooit als dienstmeid had gewerkt. Ze werd gearresteerd en door
de
krijgsraad veroordeeld tot verbanning uit Brabant en Limburg en uit
alle
garnizoenssteden; haar huwelijk werd ongeldig verklaard.
Maria moet bij haar proces in 1751 nog hebben
gehoopt op
steun van de zijde van de stadhouder van Oranje, zoals Lies Weyerman
was
overkomen. Of tenminste op eeuwige roem, zoals bij amazonepirate Mary
Read.
Maar het feit dat ze in haar soldatentijd gehuwd was met een
sergeantsdochter,
werd haar zwaar aangerekend.
Na wat omzwervingen kwam ze in Gouda terecht waar
ze aan de
kost kwam als naaister. Ze ging samenwonen met een nichtje van haar
hospita. In
1761 leerde ze de ongewenst zwangere prostituée Cornelia Swartsenberg
kennen.
Het kind van Cornelia werd dood geboren, maar er
volgde een
nieuwe zwangerschap; kennelijk bleef zij contact met mannen houden. Op
15
november 1764 werd in de rooms-katholieke kerk De Posthoorn te
Amsterdam het
kind van Cornelia en 'Machiel' gedoopt, dat echter maar zes weken oud
zou
worden.
Na een conflict nam 'Machiel' ontslag uit de
dienst. Het
echtpaar ging wonen in een steegje in de Jordaan, waar Maria aan de
kost kwam
met het genezen van 'kwaad zeer'. Daarmee werden huidziekten aangeduid,
die
naar het volksgeloof wilde door gelukbrengende 'zevende zonen' - en zo
beschouwde Maria zich - genezen konden worden. Ook verkocht ze
oranjelint, dat
gebruikt werd bij feestelijkheden rond het Oranjehuis. Maria was
Oranjegezind,
wat misschien samenhangt met haar Bredase achtergrond: Breda was van
oudsher
een Oranjegezinde stad.
In 1769 overkwam haar hetzelfde als haar in Breda
was
overkomen; ze werd herkend en ontmaskerd als "travestiet". Door alle
commotie en
het langdurige proces raakte Maria verbitterd. “Het heeft my selver
dikmaals
verbolgen gemaakt, dat Mevrouw de Natuur soo onmededoogent, tegens myn
neyging
en gemoets driften, met my gehandelt heeft.”
In 1769 kwam ook aan deze tweede travestieperiode
een eind.
'Machiel' werd tijdens een uitstapje in Gouda herkend door een kennis.
Ze werd
gearresteerd en de overheid liet haar medisch onderzoeken. De
schepenbank van
de stad veroordeelde haar tot verbanning.
Na haar verbanning uit Gouda werd niets meer van
haar
gehoord. Uiteindelijk keerde ze terug naar haar geboortestad Breda,
waar ze in
1781 overleed en van de armen werd begraven. Ze was tweeënzestig jaar
oud.
Het buitengewone leven van Maria is, zeker voor
een vrouw
uit het gewone volk, uitzonderlijk goed gedocumenteerd. Ten eerste laat
haar
leven zich traceren aan de hand van archiefmateriaal, zoals haar twee,
of
mogelijk drie, huwelijken, die in trouwboeken geregistreerd staan. In
1751
verscheen bovendien het boek 'De Bredasche heldinne', haar
autobiografie tot
aan haar eerste ontdekking, opgetekend door Franciscus Lievens
Kersteman.
Kersteman was een mislukte student, die dienst had genomen in het
Staatse
leger. Hij zat in hetzelfde regiment als Maria en bovendien was hij een
tijdlang haar medegevangene, omdat hij was gearresteerd wegens
oplichting.
Later zou Kersteman zich ontwikkelen tot een schrijver van romans,
biografieën
en juridische handboeken. Verder zijn de zes uitvoerige verhoren
bewaard die de
Goudse schepenbank haar na haar tweede arrestatie afnam. Hierin vertelt
ze weer
veel over haar jeugd en eerste travestie-periode, en over haar leven
tot 1769.
Haar mededelingen tijdens het verhoor, die letterlijk werden genoteerd,
bevestigen in grote lijnen wat we lezen in haar autobiografie.
Tenslotte is er
ook een nieuwslied over Maria geschreven: Een vermaekelyk liedeken van
een
manhaftig vrouwpersoon die de Staeten van Holland vijf jaer en zes
maenden
gediend heeft als grenadier binne Breda. Dit was in deze tijd een
gebruikelijke
wijze om nieuws te verspreiden.
Voor een vrouw –zij het geen gewone vrouw– uit het
gewone
volk van de achttiende eeuw is het leven van Maria van Antwerpen
opmerkelijk
goed gedocumenteerd. Haar biografie biedt niet alleen informatie over
het leven
van een vrouwelijke soldaat, maar ook over dat van een vrouw aan de
onderkant
van de samenleving, een leven dat ze met velen zal hebben gedeeld. Ze
was vroeg
wees en werkte al vanaf haar dertiende als dienstbode. Later leefde ze
vooral
van naaiwerk –ook als man verdiende ze bij als kleermaker– maar ook van
‘gescharrel’ als handel in tweedehands goederen en het verkopen van
Oranjelint
bij Oranjefeesten. Ze verhuisde vaak, trok van stad naar stad, woonde
in
kosthuizen of huurkamers, zoals in Amsterdam in de Jordaan. Als vrouw
was zij
alleenstaand, maar ze kende veel mensen en deelde haar onderdak vaak
met een
‘kameraad’. Haar basisnetwerk bleef haar uitgebreide familie: meestal
woonde ze
bij een familielid in de buurt. Haar familie wist ook van haar
travestie; bij
de doop van haar ‘zoontje’ was een broer van haar doopgetuige.
Uiteindelijk
keerde zij ook weer terug naar haar geboortestad Breda. Daar werd zij
in 1781
‘van de armen’ begraven, op het achterste deel van het kerkhof van de
Markendaalsekerk.
Maria van Antwerpens leven werpt licht op het
verschijnsel
van de vrouwelijke travestie in de tijd van de Republiek. Ze spreekt
over haar
motieven, met name de economische noodzaak om werk te zoeken, waarbij
soldaat
worden een laatste redmiddel was. Ze ontkent sexuele relaties met haar
beide
echtgenotes te hebben gehad, maar ze zegt ook dat ze ervan overtuigd
was dat ze
eigenlijk een man was. 'Ik ben in de natuur een manspersoon, maar
uiterlijk een
vrouwspersoon', zei ze tijdens haar verhoor. Dat wijst op wat
tegenwoordig
wordt aangeduid als transseksualiteit. Daarnaast geeft het leven van
Maria van
Antwerpen ons een bijzonder gedetailleerd beeld van het leven van een
vrouw uit
het gewone volk. We leren haar goed kennen, zowel haar opvliegend
karakter, als
haar gevoel voor humor. Door haar autobiografie te vergelijken met wat
zij
tijdens haar verhoren vertelde, kunnen we tenslotte meer te weten komen
over de
verhouding tussen literatuur en samenleving in de achttiende eeuw.
Bronnen
R.M. Dekker e.a. (red.), F. Kersteman, De Bredasche Heldinne, Hilversum 1988Als je
een aanvulling of opmerking hebt over deze site dan kun je een
mailtje sturen naar Transarchief |