Transgenderpioniers Samenstelling en regie:
Erik Willems Research: Alex Bakker
Genderdysforie, of,
zoals het toen heette ‘transsexisme’, was tot in de jaren '70 van de
vorige eeuw niet algemeen bekend in Nederland - laat staan
geaccepteerd en begrepen. Veel verder dan sensationele berichtgeving kwam men niet.
Verbazing en nieuwsgierigheid waren nog milde reacties; afschuw en
afwijzing kwamen vaak voor. In de beeldvorming waren transseksuelen óf
prostituees die het nachtleven voorzagen van een pervers randje óf
psychiatrisch ernstig getroubleerde mannen. Dat er ook vrouw-naar-man
transseksuelen bestonden, dus geboren meisjes, leek bijna niemand te
weten.
Transseksuelen die in de
jaren '60 en '70 te maken kregen met psychiaters, hadden vaak weinig
goeds van hen te verwachten. Transseksualiteit stond officieel te boek
als een ‘monosymptomatische psychose’. Er werd gewerkt met
elektroshocks, met eindeloze therapieën. De overtuiging tot het andere
geslacht te behoren moest uit het hoofd worden uitgepraat. Ondertussen
zochten vooral de man-naar-vrouw transgenders hun eigen weg. Aaicha
Bergamin, 81 jaar oud: “Homofiel met een trauma. Dat werd mij
letterlijk verteld door een psychiater, die mij insloot in Heiloo. Op
verzoek van mijn moeder. Dat het wel te genezen was, want ik was een
homofiel met een trauma. Ik moest daar blijven tot ik 21 jaar oud zou
zijn. De volgende dag ben ik gevlucht en naar Parijs gelift. En daar
kwam ik in het nachtleven terecht.”
Geboren in het verkeerde
lichaam, tot in de jaren ’70 was er veel onbegrip en onkunde over
transseksuelen. Artsen die wilden helpen, werd verweten dat ze sneden
in een gezond lichaam. Hun patiënten zouden geestelijk in de war zijn
en dus voer voor psychiaters, niet voor hormoonartsen en chirurgen. In
veel steden was het volgens een politieverordening verboden zich
openbaar te vertonen in kleding van het andere geslacht. Pesterijen en
vernedering waren voor sommigen een bijna dagelijkse praktijk.
Halverwege de jaren ’70 veranderde alles snel. Het VU ziekenhuis in
Amsterdam kreeg de eerste transgenderkliniek ter wereld met een eigen
hoogleraar transseksuologie. De pioniers van toen vertellen hun soms
schokkende verhaal.
Artsen die
transseksuelen wilden helpen, werd verweten dat ze gezonde lichamen
verminkten. Hun patiënten zouden geestelijk in de war zijn, en dus voer
voor psychiaters, niet voor hormoonartsen en chirurgen. Inmiddels zijn
door het Genderteam van het VU Medisch centrum zo'n 4000 transseksuelen
behandeld. Wetenschappelijk is bewezen dat dit de enige remedie is: het
lichaam aanpassen aan de geest, niet andersom. Wie waren deze artsen
die hun nek uitstaken, nota bene bij het gereformeerde VU-ziekenhuis?
Wat betekende het voor de patiënten van toen om de eerste
'goedgekeurde' transseksuelen te zijn, en lukte het om een plek in de
samenleving vinden?
Transgenderpioniers als
Aaicha Bergamin kochten vrouwelijke hormonen op de zwarte markt. Voor
geslachtsoperaties was Casablanca of Londen het aangewezen adres. Een
keuze voor jezelf betekende automatisch een keuze tegen de maatschappij
en een enkeltje richting outcasts. Het was vrijwel onmogelijk om een
normale baan krijgen. In het onwaarschijnlijke geval dat je door
collega’s werd geaccepteerd, had je nóg de juiste papieren niet.
Die niet-kloppende
registratie vormde zelfs een probleem voor de Amsterdamse transvrouwen
uit het cabaret of de prostitutie. Een APV (Algemene Plaatselijke
Verordening) verbood namelijk ‘het zich in het openbaar vertonen in
kleding van de andere kunne’. De politie greep dit aan om transseksuele
prostituees lastig te vallen. Als een lolletje, een verzetje op een
rustige avond. Aaicha Bergamin
onderging dit voortdurend: “Ik werd dan meegenomen door de politie, met
mijn handen op mijn rug geboeid en dan werd ik ontkleed in de
wachtkamer van de politie, waar allerlei politiemensen bijstonden. Mijn
slipje en mijn beha werden afgenomen. Ze lachten me uit: “Kijk eens! Ze
heb tieten!”