De Rode
Draad was een
stichting, opgericht in 1985, die zich ten doel stelde de positie van
sekswerkers te verbeteren. De stichting was de enige in zijn soort in
de wereld. De wortels van
de Rode
Draad lagen in een artikel in het tijdschrift Viva van 13 januari 1984
over de positie van vrouwen in de prostitutie. Naar aanleiding hiervan
ontstond een praatgroep van ex-prostituees. Eind 1984 kwam het tot een
oprichtingsvergadering, en op 17 januari 1985 was de oprichting, na een
bezoek aan de notaris, een feit.
Na twee jaar inspanning kreeg De Rode
Draad in 1987 voor het eerst subsidie. Voor de stichting was dat de
eerste erkenning van de politiek. In de beginjaren liepen
belangenbehartiging en dienstverlening door elkaar heen. Pas in latere
jaren, ook door de opheffing van het bordeelverbod, was De Rode Draad
met name actief bezig om misstanden aan de kaak te stellen en de
arbeidsomstandigheden van prostituees te verbeteren. Ook wierp De Rode
Draad zich op als spreekbuis van prostituees tegenover politiek en
media.
De Rode Draad
beschouwde prostitutie als een te accepteren vorm van werk. De
organisatie had als doel het streven naar emancipatie en
positieverbetering van prostituees. De aard van de hulp aan prostituees
die hieruit volgde, richtte zich hierdoor op wezenlijk andere aspecten
dan die van Scharlaken Koord, die juist als doel heeft om vrouwen te
helpen die uit de prostitutie willen stappen.
Belangrijke aandachtspunten voor De
Rode Draad waren het aan de kaak stellen van uitbuiting, en het
bestrijden van het maatschappelijke stigma dat op prostitutie rust. De
vrouwen uit de praatgroep vonden dat het werk van de prostituee te
weinig serieus werd genomen door de politie, gezondheidszorg en
politiek. Het werk van de prostitutie werd niet als arbeid beschouwd.
De stichting wilde de arbeidspositie van de vrouwen versterken en het
beroep legaliseren door middel van regulatie via de wetgeving.
De Rode Draad opereerde daarnaast als
officiële gesprekspartner van de overheid, politie en gezondheidszorg
over veilige seks, het bordeelverbod, en vrouwenhandel. Verder was De
Rode Draad een erkende overlegpartner van de seksclubeigenaren en
raamexploitanten.
Naast haar legale doelen had de
stichting ook andere doelstellingen: de positie van de prostituee
versterken en inlichten over mensenhandel, hygiëne, veilig seks en
andere gezondheidszaken. Voor de overheid was De Rode Draad een kanaal
om kennis over hiv/aids te vergroten. De subsidie die werd verstrekt
moest onder andere worden gebruikt ter preventie van hiv/aids.
In Nederland werken naar schatting
circa 20.000 mensen in deze branche (hier: raamprostitutie, clubs en
escortbureaus). Sinds de jaren 90 is slechts 10 procent van prostituees
in Nederland nog Nederlands. De overige prostituees komen uit
Oost-Europa, Latijns-Amerika, Afrika en Azië. Om ook deze nieuwkomers
te bedienen gaf De Rode Draad inlichting in diverse talen. Daarnaast
bezochten medewerkers van De Rode Draad bordelen, seksclubs,
raamprostituees en tippelzones, om contact te houden met hun doelgroep.
In de jaren 90 verzorgde De Rode
Draad cursussen voor leden, zoals cursussen zelfverdediging, speciaal
toegesneden op conflicten in een kleine ruimte, en voorlichting over de
belastingen en pensioenvoorzieningen. In 1993 was er onenigheid in de
organisatie toen een deel van de achterban het vertrouwen opzegde in
het bestuur, dat "niet capabel, ongekwalificeerd en ondemocratisch" zou
zijn. Ook eisten de critici het opheffen van de stichting om plaats te
maken voor een vereniging, wat tot meer inspraak van de leden zou
leiden.Om de visie van de stichting op
prostitutie kracht bij te zetten, lanceerde de Rode Draad in 1995 de
campagne 'Prostituée. Gewoon een beroep'.In 1999 startte De Rode Draad
een
stickeractie om ervoor te zogen dat raamprostituees beter betaald
werden. De prijzen in de prostitutie waren volgens de stichting de
laatste decennia eerder gedaald dan gestegen. In 2001 zette de
stichting, samen met
FNV Bondgenoten de stap tot het opzetten van een eigen
beroepsvereniging, Vakwerk, voor prostituees. Nadat in 2000 het
bordeelverbod was opgeheven, bleek dat prostituees nog vaak dubieuze
werkcontracten dienden te ondertekenen, en in de praktijk zelden
dezelfde rechten en plichten hadden als andere werknemers. Prostituees
zouden anoniem lid van de beroepsvereniging mogen worden. De vereniging
zou drie jaar onafhankelijk bestaan, en daarna zou er besloten worden
of de vereniging zich bij het FNV zou aansluiten.[8] Door middel van
een klacht bij de Commissie Gelijke Behandeling kreeg de stichting het
dat jaar tevens voor elkaar dat prostituees een zakelijke rekening
konden openen bij de ING-bank.
Vanaf 2005 ging het bergafwaarts met
de activiteiten van de stichting. Per 1 januari 2005 werd de subsidie
aan de Rode Draad, wegens
bezuinigingen bij de overheid stopgezet. Zonder structurele inkomsten
konden de vijf betaalde
werkkrachten van de stichting niet betaald worden. Circa 100
prostituees verloren ook
hun lidmaatschap van Vakwerk, omdat de FNV er geen heil zag de
belangenbehartiging zelf voort te zetten. In 2009 werd het kantoor
gesloten. De website van de organisatie bleef nog wel actief.
In 2007
organiseerde de stichting
tevens een publiciteitsactie op de Amsterdamse Wallen waarbij men zich
keerde tegen de aanwezigheid van pooiers, en in 2008 voerde zij
onderzoek uit naar illegale prostitutie in massagesalons.
De laatste jaren hield De Rode Draad
zich met name bezig met het bezoeken van sekswerkers in het land om hen
op hun rechten te wijzen en te stimuleren misstanden aan te kaarten.
Ook runde de stichting een helpdesk voor prostituees.In de eerste helft
van 2009 moest De
Rode Draad zijn kantoor sluiten door een gebrek aan subsidie- en
sponsorgelden. Wat overbleef was een website, gerund door drie
vrijwilligers.Faillissement
Opvolger voor de belangen van sekswerkers werd de vereniging PROUD.
Transgender sekswerkers
over hun baan: “De
maatschappij
begrijpt onze identiteit nog niet genoeg”