Mannelijke
vrouwen - Over grenzen van sekse in de negentiende eeuw / Geertje Mak Boom Uitgevers
Amsterdam, 1994, 399 p.
Hoe komt het dat vrouwen
soms worden geprezen als ze zich 'mannelijk' gedragen of presteren 'als
mannen', maar ook voor 'manwijf' kunnen worden uitgemaakt? Heeft
'mannelijkheid' van vrouwen altijd iets met lesbisch te maken gehad? En
waarom zijn vrouwen nooit travestieten? Dit zijn enkele van de vragen
waarmee de auteur een speurtocht begon langs Duitse, Franse en
Nederlandse bibliotheken en archieven naar allerlei verschillende als
'mannelijk' bestempelde vrouwen tussen 1815 en 1914. De weg voert langs
fictieve en historische helden, langs Majoor Frans en soldaat Mlle Lix
die al op haar negende kon paardrijden als een huzaar. Androgyne
schoonheden en hermafrodiete monsters die zich op de kermis lieten
bekijken passeren de revue, maar ook wordt zichtbaar hoe de wereld er
uitzag in de ogen van hermafrodiet Herculine/Abel Barbin, voor wie men
achteruit deinsde alsof hij een reptiel was. En dan graaf Sandor Vay,
rokkenjager en flierefluiter die iedereen voor de gek hield over zijn
vrouwelijke kant. In dit proefschrift
analyseert de historica Geertje Mak, de verschillende betekenissen die
'mannelijkheid' van vrouwen in de negentiende eeuw kreeg. Aan de hand
van materiaal uit bibliotheken en archieven, in de vorm van zowel
romanpersonages als werkelijk bestaande vrouwen, tast Mak de historisch
gegroeide grenzen af van het begrip 'vrouw' in relatie tot
kwalificaties als feministisch, lesbisch, travestiet, hermafrodiet etc.
Ze doet dat middels een in het boek nader beschreven analysetechniek
van de betreffende teksten, die het mogelijk maakt beschrijvingen van
de werkelijkheid bloot te leggen als constructies van die
werkelijkheid. Op deze wijze wordt duidelijk dat 'mannelijke' vrouwen
in de loop van de negentiende eeuw van gedaante veranderen, in
samenhang met veranderingen in de aard van het sekse-begrip. Zo vindt
er een verschuiving plaats van sekse als voorgeschreven positie naar
sekse als identiteit. Een grondige en uitvoerig gedocumenteerde studie
over een intrigerend onderwerp. Beslist geen eenvoudig of gemakkelijk
toegankelijk werk, maar wetenschappelijk gezien qua methode
exemplarisch en zeker interessant voor taalkundigen en historici. (Biblion recensie, Drs.
N.P. Aders.)
Vrouw met de baard Tot aan het begin van
deze eeuw (20e eeuw) verdienden vrouwen met een baard en interseksuelen
geld met hun uitzonderlijke uiterlijk. Op kermissen en jaarmarkten, in
rariteitenkabinetten en panoptica vertoonden ze zich tussen andere
‘wonderen der natuur’ als dwergen, reuzen, leeuwemensen, mensen met een
huid van elastiek en Siamese tweelingen. Sommige vrouwen met
baard waren heuse beroemdheden. Madame Clofullia, die in 1861 in
Amsterdam en Utrecht op de kermis stond, liet het publiek aan haar
baard trekken. De ondernemer die haar tournees organiseerde, zorgde
voor extra publiciteit door haar van oplichterij te beschuldigen. Het
proces, waarin drie artsen en haar echtgenoot moesten getuigen,
veroorzaakte veel opschudding. Misschien was dat zelfopgeroepen
gekrakeel hard nodig: naar het schijnt waren er vanaf het midden van de
negentiende eeuw zoveel bebaarde vrouwen dat het publiek onverschillig
begon te worden. Natuurlijk stond ik niet
echt in een kermistent. Ik keek niet om te huiveren en te gruwen, ik
was niet geschokt bij het zien van de tweeslachtige, hybride dames. Ik
pijnigde me niet met de vraag of ik nu mannen of vrouwen had gezien, ik
probeerde niet naarstig haar of zijn 'ware’ sekse vast te stellen of de
masculiene haardracht als bedrog te ontmaskeren. Ik was kortom helemaal
niet in paniek. Ik keek geamuseerd naar de smakelijke cocktail van
beetje man en beetje vrouw, want aan, zoals het chique heet,
'sekse-ambiguïteit’ ben ik wel gewend. En ik vond het ook mooi, die
gladde, zorgvuldig opgemaakte vrouwen met robuuste zeemansbeharing. In de negentiende eeuw
was het onmogelijk zo'n cocktail onbekommerd te bezien. Vrouwen met
baarden waren monsterlijke wezens die afschuw inboezemden, feministen
waren onappetijtelijke manwijven en lesbische vrouwen gedegenereerde,
pathologische gevallen. Ambiguïteit, zo kun je in het proefschrift
Mannelijke vrouwen van Geertje Mak lezen, moest zo snel mogelijk
ongedaan worden gemaakt, de 'ware’ sekse zo snel mogelijk ontdekt.
Mak blijft uitgebreid stilstaan bij de
tragische levensloop van de Franse intersekse Herculine Barbin
Pas na zijn zelfmood in 1869 bepaalde een arts wat de 'ware’
sekse van Barbin was. Het
onomwonden vaststellen van het "ware"geslacht en het onvermogen om een
tweeslachtige positie in te nemen zijn twee constanten die Geertje
Mak telkens ziet opduiken tot ver over de helft van de negentiende eeuw
als het om tweeslachtige of mannelijke vrouwen gaat
Of je nu naar negentiende-eeuwse romans kijkt waarin een mannelijke
vrouw de hoofdrol speelt - Majoor Frans van Truitje Bosboom-Toussaint,
Mademoiselle de Maupin van Théophile Gautier of Ahnung und Gegenwart
van Joseph von Eichendorff - of naar vrouwen die als man door het leven
gingen: het draait altijd om ontmaskering, om het ontdekken van de
'ware’ sekse en het herstellen van de orde. In de romans worden de
vermomde of mannelijk geklede vrouwen ontmaskerd door de doordringende
blik van de mannelijke held; in de waar gebeurde verhalen over vrouwen
die voor man doorgingen, staat het onthullen van het bedrog centraal.
Jean Guimbard
bijvoorbeeld, een leerling-molenaar uit St. La Jarre, trouwde in 1813
met Marie Lissac. In 1842 trouwde hij, inmiddels weduwnaar geworden,
voor de tweede keer, met Louise Blanc. In 1864 werd hij, hij was
opnieuw weduwnaar, veroordeeld wegens bedelarij. Een jaar later werd
hij met bronchitis opgenomen in het ziekenhuis, waar hij zestien dagen
later stierf. Bij de autopsie bleek hij een vrouw te zijn. Meer dan
vijftig jaar had Jean Guimbard als man geleefd zonder dat er enige
twijfel over zijn sekse was gerezen. Het opmerkelijke is dat de
kranteberichten die op zijn dood volgden, een simpel ontdekkingsverhaal
bevatten en zich niet afvragen hoe het mogelijk was dat Guimbard
iedereen zo lang om de tuin had weten te leiden en hoe hij of zij zijn
identiteit beleefde. Net zoals de medici ook niet aan Herculine Barbin
vroegen hoe zij haar vrouwelijkheid had ondergaan, laat staan dat ze
haar de keuze lieten tot welke sekse ze zelf wilde behoren. In de romans en in
werkelijkheid konden de mannelijke vrouwen niet over hun hybride
identiteit spreken. De vrouwen die als man leefden, moesten hun geheim
zorgvuldig bewaren. Ze waren niet dubbelslachtig, ze waren gewoon een
man. Pas na hun ontdekking kwam hun tweeslachtigheid aan het licht,
maar die werd dan ook meteen ongedaan gemaakt. Ze waren weer een vrouw.
De hybride romanpersonages kunnen hun mannelijkheid niet verwoorden, ze
zijn zichzelf vaak een raadsel geworden, zoals Mlle. de Maupin uit de
gelijknamige roman van Gautier aan haar vertrouwelinge schrijft:
'Ongemerkt ben ik ieder idee van mijn sekse kwijtgeraakt; ik kan me af
en toe nauwelijks herinneren dat ik een vrouw geweest ben. Waarlijk,
noch de ene noch de andere van de twee seksen is de mijne; ik bezit
noch de imbeciele onderwerping, noch de verlegenheid, noch de
kleinzieligheid van de vrouw; ik heb niet de slechte eigenschappen van
mannen, hun walgelijke laagheid en hun wrede neigingen.’
Aan het eind van de
negentiende eeuw is het anders. Dan gaat het niet meer om ontdekking,
bedrog en het vaststellen van de 'ware’ sekse, maar om de vrouwelijke
identiteit en pathologische afwijkingen ervan. Werd de vrouwelijkheid
aanvankelijk 'bewaakt’ door juristen - de vrouwen in mannenkleren
werden vooral door de lange arm der wet ontmaskerd - later in de eeuw
ontfermden de medici en psychiaters zich over de mannelijke vrouwen. De
juristen legden een moreel verbod op het overschrijden van de grens
tussen de seksen; de medici bestempelden de overschrijding als ziekte
en abnormaliteit.
Om dat te illustreren
wijdt Geertje Mak een hoofdstuk aan Sandor/Sarolta Vay. Sarolta Vay
werd door haar vader als jongen opgevoed. Als adolescent liep ze al in
mannenkleren rond en stortte ze zich minstens een keer per jaar in een
nieuwe liefdesaffaire met een vrouw. Ze overlaadde toneelspeelsters met
bloemen en geschenken, trouwde met een vrouw en kocht zich voor grote
sommen geld vrij om een nieuwe relatie aan te knopen. Als Graf V.
leverde zij bijdragen aan gerenommeerde kranten, ze schreef brochures
en niet onverdienstelijke poëzie. In haar woonplaats Boedapest was ze
een dankbaar onderwerp van roddel en achterklap omdat de halve
bevolking op de hoogte was van haar maskerade. Ze was zogezegd een
publieke rariteit.
Toch werd ze in 1889
gearresteerd op verdenking van bedrog en het vervalsen van de
huwelijksakte tussen haar en Marie E. In de rechtszaak die op de
arrestatie volgde, ging het allereerst om het bedrog. Sandor Vay had
zijn geliefde in Maria-Worth ontmoet, een badplaats waar niemand hem
kende. Vay had er alles aan
gedaan om mannelijk over te komen: volgens de vader van de bruid droeg
hij een werktuig in zijn broek om een mannelijk lid te suggereren,
tijdens wandelingen trok hij zich achter bomen terug om staande te
urineren en hij zinspeelde op een zwangerschap van Marie. Hoe had Marie in het
bedrog kunnen trappen? was de terugkerende vraag in het proces. Vay
zelf nam haar in bescherming: 'Een Hongaarse boerenmeid zou dat al op
haar twaalfde duidelijk begrepen hebben. Marie was zo kuis, dat ze zich
kon vergissen.’ Tot zover klinkt het
verhaal over Sandor Vay als het oude liedje van ontmaskering en bedrog.
Maar het verhaal gaat verder: het 'ware’ geslacht van Vay wordt niet,
zoals bij al die andere door de mand gevallen vrouwen in mannenkleren,
in ere hersteld. De verwarring over zijn of haar sekse blijft bestaan.
Net als Herculine Barbin werd Sandor Vay onderworpen aan een nauwgezet
medisch onderzoek. Alle onderdelen van haar lichaam werden door een
onwrikbare mal van mannelijkheid en vrouwelijkheid gehaald. Het
beenderstel was 'teer’, maar het spierweefsel 'tamelijk gespierd’; er
was ook na scheerexperimenten geen sprake van baardgroei, maar de
ledematen waren 'opvallend behaard’. De handdruk was 'krachtig’, het
bekken smal, de handen en voeten groot en de houding 'mannelijk stijf,
onelegant’. Vay was geen hermafrodiet, haar geslachtsdelen waren
onmiskenbaar vrouwelijk, maar de schede was dermate nauw dat ze het
nooit met een man zou kunnen doen. Anders dan bij Herculine Barbin was
het geslacht - eierstokken dan wel zaadstrengen? - niet doorslaggevend.
De mannelijkheid van Vay werd daarentegen als een ziekte en degeneratie
gezien, dus was het logisch dat de maskerade niet zomaar ongedaan
gemaakt kon worden. De beroemde seksuologen
Krafft-Ebing en Havelock Ellis noemden Sandor Vay rond de eeuwwisseling
als een van de meest typerende voorbeelden van seksuele inversie, van,
grof gezegd, een mannelijke ziel in een vrouwelijk lichaam. Ze is het
frappantste voorbeeld van de mythische mannelijke lesbienne. Maar ze is
ook, stelt Mak, de eerste vrouw die als man door het leven ging op wie
het psychiatrische etiket van seksuele inversie werd geplakt. Om kort
te gaan: bij haar is mannelijkheid geen - verboden - mogelijkheid meer,
maar een ziekte.
Het is
onmogelijke om de uitkomsten van Maks onderzoek hier helemaal
weer te geven. De prikkelende verhalen over de fictieve en werkelijke
androgyne schonen en hermafrodiete monsters, over de vergeten
vrouwsoldaten die heldhaftiger waren dan menig man en de radicale
feministen die de strijd om de broek voerden, zijn ingesponnen in een
web van academische termen en theoretische finesse.
Mak vertelt niet zozeer geschiedenissen, ze analyseert 'vertogen’. Ze
hanteert daarbij allerlei subtiele 'narratologische’ methoden waar
wetenschapsters vast heel opgewonden van raken, maar waar de gewone
lezer, althans deze, stevig doorheen moest bijten. Maar dat neemt niet
weg dat haar speurtocht in Duitse, Franse en Nederlandse bibliotheken
een schat aan materiaal heeft opgeleverd en dat haar onderzoek naar de
verschillende betekenissen die 'mannelijkheid’ van vrouwen in de loop
van de negentiende eeuw kreeg de nodige verrassende inzichten oplevert.